VI. PROBLEMEN OPLOSSEN
1. Laag vacuüm of geen vacuüm
I. Loop alle verbindingsstukken na om te zien of deze goed beves�gd zijn.
II. Controleer of het ven�el en diafragma/vacuümfilter geen scheurtjes
hee� of ve�g is.
III. Controleer of het ven�el stevig aangebracht is.
IV. Controleer of de plug in de deksel van het borstschild (alleen bij
107pp) goed is beves�gd.
V. Controleer of het silicone 109pp schild goed is aangebracht en het
ven�el niet scheef of open staat.
VI. Controleer of de luchtslang goed is aangesloten, niet is afgekneld of
dat er vocht in zit.
2. De motorunit gaat niet aan
I. Controleer of het snoer van de AC adapter goed is beves�gd.
II. Controleer of AC adapter niet defect is.
III. Controleer of de accu vol is.
IV. Controleer of het stopcontact niet defect is.
3. Terugloop van melk
• Controleer of het membraan of ven�el vetvrij en kalkvrij zijn.
• Controleer of de connectordoorloop vetvrij en kalkvrij is.
• Wanneer er melk of vocht in het vacuümfilter/diafragma of
luchtslang zit, moeten deze gewassen worden met schoon warm water.
• VOOR GEBRUIK MOETEN vacuümfilter/diafragma en luchtslang
DROOG ZIJN.
• Controleer of het vacuümfilter/diafragma
• Bij een he�ige toeschietreflex zet je het vacuüm iets lager.
• Laat
het ven�el
lopen.
Melding op display
E1 of E2: Neem contact op met de winkel waar je de kolf gekocht hebt of
met de distributeur.
E3: Temperatuur van de kolfmotor mag niet onder 0°C en/of boven 60°C
uitkomen. Herstel de temperatuur.
niet in de melk hangen. De melkfles mag niet te vol
en ven�el
intact is.