381
Gebruiksaanwijzing
3. Houd de probe meer dan 2,5 centimeter van de geleider.
4. Draai de draaischakelaar naar
wordt
weergegeven op het display om aan te geven dat de meetwaarden afkomstig zijn
Y
van de flexibele stroomtang.
Wanneer de gemeten stroom <0,5 A is, knippert de middelste stip in het pictogram (
op het display. Bij de huidige >0,5 A is de middelste stip stabiel.
5. Bekijk de huidige waarde op het meterdisplay.
Als de flexibele stroomtang niet werkt zoals verwacht:
Inspecteer het koppelingssysteem om er zeker van te zijn dat het correct is aangesloten en
gesloten of op eventuele schade. Als er vreemde materialen aanwezig zijn, wordt het
koppelingssysteem niet goed gesloten.
Controleer de kabel tussen de flexibele stroomtang en de meter op eventuele schade.
Controleer of de draaischakelaar van de meter in de juiste stand staat (
B
10
D
. Wanneer de draaischakelaar in de juiste stand staat,
Opmerking
Afbeelding 3. Flexibele stroomtang
D
).
A
)
X