Inhoudsopgave
Advertenties
5. OPSTARTEN EN UITSCHAKELEN POMP
Zorg er voor het opstarten voor dat de pomp is losgekoppeld van de voeding en is beveiligd
tegen onbedoeld starten.
5.1. Voordat u begint, moeten de volgende taken worden uitgevoerd:
- controleer of de pompwaaier vrij draait. De controle moet worden uitgevoerd in overeenstemming
met punt 6.2 van deze handleiding.
- stel de vlotterschakelaar af (als deze in een bepaald type is geïnstalleerd) door de buis correct te
bevestigen om het vloeistofniveau te verkrijgen dat naar verwachting de pomp in- en uitschakelt.
Het is verboden dat de vlotterpijp na het afstellen minder dan 8 cm bedraagt (afstand
WAARSCHUWING
tussen vlotter en handvat). Het niet naleven van deze voorwaarde zal de aders van de
vlotterbuis breken en zal niet onder de garantie vallen.
-
controleer de juistheid van de mechanische aansluiting van de pomp en de hydraulische aansluiting
5.2. De pomp mag niet worden gebruikt voor werkzaamheden in een omgeving waartegen de in de
pomp gebruikte materialen niet bestand zijn, bijvoorbeeld anorganische verbindingen.
Door water te pompen dat zand of andere maalelementen bevat, zal de pomp veel
WAARSCHUWING
sneller slijten, en dus ook vernield worden. Als er slijpstof in het water zit, bijvoorbeeld
zand, stof, moet de pomp aan een kabel worden gehangen die 0,5 m boven de bodem van de
geleegde tank ligt.
Het verpompen van de vloeistof die afzettingen veroorzaakt, kan leiden tot een veel
WAARSCHUWING
snellere slijtage van de mechanische asafdichting en tot oververhitting en vernieling van
de motor. TP pompen mogen niet gebruikt worden in gesloten watercircuits (bijv. Een vijver), waarin
het watercircuit een ophanging vormt met fijne maalelementen die de pomp kunnen beschadigen
5
.3. Pompen kunnen maximaal 15 keer per uur op de maximale schakelfrequentie draaien
5.4. De pomp stoppen:
- om de pomp los te koppelen van het bedrijf, koppelt u hem gewoon los van het elektriciteitsnet. In
dit geval doen we dit door de plug-in uit te schakelen.
- afhankelijk van de omgeving waarin de pomp werkt, moet deze correct worden afgespoeld met
schoon water.
- om de pomp te drogen, laat u hem een tijdje op een droge plaats staan.
-opslagruimte. Zie instructies punt 2.2
6. BEDIENING EN ONDERHOUD VAN DE POMP
Zorg er vóór elke handeling met de pomp voor dat de voeding is losgekoppeld en dat
onbedoeld starten niet mogelijk is. Zorg er ook voor dat er geen mobiele delen aan de
buitenkant draaien.
Voordat onderhoud wordt uitgevoerd, moet de pomp grondig worden gespoeld met schoon
water om gevaar voor mens en milieu te voorkomen
Advertenties
Inhoudsopgave
