3. Installatie en bediening
3.1. Installatie
Plaats het toestel op een droge stabiele ondergrond waar voldoende ventilatieruimte aanwezig is.
De stroombron moet aangesloten worden met een gekeurde stekker. De elektrische verbinding komt tot
stand met een kabel samengesteld uit 2/3 kabels voor de voeding en 1 voor de aarding (groen/geel).
De fabrikant kan niet verantwoordelijk gesteld worden voor het verkeerd aansluiten van het toestel en de
eventuele gevolgen.
Let op een juiste aansluitspanning:
Standaard uitvoering:
200 ACDCi
300 ACDCi
300 ACDCi
Op aanvraag kunnen afwijkingen voorkomen!
1 * 230 VAC
3 * 400 VAC
3 * 400 VAC