B. Rookmelders installeren (aanbevolen en/of te vermijden plaatsen)
Plaats de eerste rookmelder in de onmiddellijke omgeving van de slaapkamers. Probeer de vluchtroute vrij te houden omdat de
slaapkamers meestal het verst van de uitgang liggen. Als er meer dan één slaapvertrek is, moet er voor elk slaapvertrek één
rookmelder zijn.
Plaats verdere rookmelders bij trapgaten omdat die als een schoorsteen rook en warmte kunnen geleiden.
Plaats minstens één rookmelder op elke verdieping.
Plaats in elke slaapkamer een rookmelder.
Plaats een rookmelder in elke kamer waar elektrische apparaten (d.w.z. draagbare verwarming of luchtbevochtigers) gebruikt
worden.
Plaats een rookmelder in elke kamer waar met de deur dicht geslapen wordt. Degene die slaapt kan misschien door de dichte
deur de melder niet horen.
Rook, warmte en verbrandingsproducten stijgen naar het plafond en verspreiden zich horizontaal. In het midden van de kamer
op het plafond is de rookmelder het dichtst bij alle hoeken van de kamer. Bij normale woningen gaat de voorkeur uit naar installatie
op het plafond.
Raadpleeg bij twijfel over de juiste positie van de rookmelder de NEN 2555:2008.
Bij installatie tegen het plafond moet de rookmelder minstens 50 cm van de zijmuur geplaatst worden (zie DIAGRAM A).
Installeer rookmelders op hellende plafonds, puntplafonds of hoge gewelven op of binnen een afstand van 0,9 m van het
hoogste punt (horizontaal gemeten). Rookmelders in kamers met plafondhellingen die horizontaal groter zijn dan 30 cm.
bij 2,4m moeten aan de hoge kant van de kamer geplaatst worden. Voor een rij melders moet tussenruimte voorzien worden
en ze moeten geplaatst worden op een maximale afstand van 0,9 m van de horizontaal gemeten piek van het plafond. (Zie
DIAGRAM C). Installeer rookmelders bij voorkeur horizontaal op 50cm. vanaf de wand. Gebruik waar nodig onze
rookmelderpendel.
Bij kamers of gangen van meer dan 9,1 m lengte, moet er aan beide uiteinden een rookmelder geplaatst worden.
In niet goed geïsoleerde woningen kunnen de slecht geïsoleerde wanden en daken extreme warmte of kou geleiden.
Hierdoor kan een thermische barrière ontstaan, waardoor de rook de melder op het plafond niet kan bereiken.
3