3 Installatie
3.1.3 Kabels
Deze eisen gelden voor de kabelinstallatie:
• De kabels moeten in goede staat verkeren en niet geknakt of bekneld zijn.
• De omhulling mag niet beschadigd zijn en mag geen deuken of markeringen hebben bij
de kabelinvoer.
• De minimale buigstraal mag niet onder de toegestane waarde zijn.
• De kabels moeten de juiste temperatuurwaarde hebben.
3.1.4 Antenne
Deze eisen gelden voor de antenne-installatie:
• De antenne moet uit de buurt van de radio of de EMC-bron worden gehouden.
• De antennekabels moeten uit de buurt van andere elektronica worden gehouden.
• De lengte van de antennekabels moet zo kort mogelijk zijn.
• De antennekabels kunnen over de gehele lengte lopen, maar ze mogen niet worden
gebogen om storing en overspraak te voorkomen.
3.2 Installeer de apparatuur op de unit
• Noteer voor de installatie van de unit het serienummer of maak een foto van het
serienummer van de unit. Na installatie is het serienummer niet meer te zien.
• De unit mag op niet meer dan 2 m (6,56 ft) hoogte vanaf de grond worden geïnstalleerd.
1. Bevestig de antenne.
Voor meer informatie over de antenne, zie
2. Installeer de unit op een DIN-rail.
3. Selecteer één van de volgende stappen om een apparaat op de unit aan te sluiten.
Voor meer informatie over de apparaten die verbinding maken met de unit, ga naar de
support site op xylem.com/avensor.
8
485
232
– Sluit de Modbus TCP aan op de RJ45.
– Sluit de RS-232-kabel vanaf de pompregelaar aan op de terminals.
Terminal
232 RX
232 TX
GND
– Verbind de Rs-485-kabel van de pompregelaar met de terminals.
Terminal
485 A
485 B
GND
– Sluit de twee signaalkabels van de digitale schakelaar aan op de terminals.
De digitale ingang is actief wanneer deze is aangesloten op GND en is inactief
wanneer deze open is.
Antenne
op pagina 13.
Unitterminal
RTU Tx
RTU Rx
Aarde (massa)
Unitterminal
A
B
Aarde (massa)
CCD 401 Handleiding voor installatie, bediening en onderhoud