INLEIDING
Gefeliciteerd met uw aankoop van uw nieuwe CTEK professionele automatische acculader. Deze lader maakt deel uit van een
serie professionele accu-laders van CTEK SWEDEN AB. Hij vertegenwoordigt het meest geavanceerde niveau in de accula-
dingstechnologie: laden en analyse in acht fasen, met temperatuurcompensatie. Lees deze handleiding aandachtig en volg
de instructies nauwgezet op bij het gebruik van uw nieuwe lader.
VEILIGHEID
• Deze lader is ontworpen voor het laden van loodzuuraccu's. Gebruik de lader niet voor andere doeleinden.
• Draag een veiligheidsbril en draai uw gezicht weg van de accu bij het aankoppelen of loskoppelen van de accu!
• Tijdens het laden kan de accu explosieve gassen uitstoten. Het is dan ook belangrijk om vonken in de buurt van de accu te
voorkomen.
• Zorg voor een goede verluchting bij het laden.
• Dek de lader niet af.
• Accuzuur is corrosief. Als u wat van het zuur op de huid of in de ogen krijgt, moet u de getroffen zones direct spoelen onder
stromend water en medische hulp zoeken.
• Laad nooit een bevroren accu op.
• Laad nooit een beschadigde accu op.
• Bij gebruik buitenshuis moet de lader horizontaal geplaatst worden, met de lange kant of de bovenkant naar boven gedraaid.
• Plaats de lader niet op de accu tijdens het opladen.
• Controleer altijd of de lader op druppellading is overgeschakeld voor u hem zonder toezicht en gedurende lange tijd aangeslo-
ten laat. Als de acculader nog niet naar druppellading is overgeschakeld binnen de drie (3) dagen, wijst dit op een storing.
De lader moet dan handmatig ontkoppeld worden.
• Accu's hebben altijd slechts een beperkte levensduur. Een defect aan de accu tijdens het laden wordt normaal verwerkt door
de geavanceerde sturing van de lader, maar een accu kan ook ongebruikelijke defecten ontwikkelen. Laat de lader niet gedu-
rende lange perioden onbewaakt functioneren.
OPLADEN
De lader aansluiten op een accu in een voertuig
1. Trek altijd de stekker uit als u de voedingsdraden aankoppelt of loskoppelt.
2. Zoek welke de geaarde accuklem is (die in verbinding staat met het chassis). The negatieve klem is meestal de geaarde pool.
3. Opladen van een negatief geaarde accu. Verbind de rode draad met de positieve aansluitklem op de accu en de zwarte draad
met een goede metalen aardingsaansluiting op de motor, op enige afstand van de accu. Zorg ervoor dat u de zwarte draad niet
verbindt met een brandstofleiding of plaatstalen onderdelen van de carrosserie.
4. Opladen van een positief geaarde accu. Verbind de zwarte draad met de negatieve aansluitklem van de accu en de rode
draad met een goede metalen aardingsaansluiting op de motor, op enige afstand van de accu. Zorg ervoor dat u de zwarte
draad niet verbindt met een brandstofleiding of plaatstalen onderdelen van de carrosserie..
De lader aansluiten op een accu die zich niet in een voertuig bevindt:
1. Trek altijd de stekker uit als u de voedingsdraden aankoppelt of loskoppelt.
2. Verbind de rode draad met de positieve aansluitklem van de accu en de zwarte draad met de negatieve klem.
Als de accudraden incorrect zijn aangesloten, zal het beveiligingssysteem tegen omgekeerde polariteit ervoor zorgen dat noch
de lader, nocht de accu schade oplopen.
Beginnen met opladen
1. Sluit het snoer van de lader aan op een stopcontact. Het gele lampje POWER (B) gaat branden.
2. Het lampje voor volledig ontladen accu (1) gaat branden als de accuspanning minder dan 12 V (MULTI XS 25000 en
XS 25000) of 24 V (MULTI XT 14000 en XT 14000) bedraagt.
3. De normale laadcyclus wordt aangegeven met de volgende lampjes: volledig ontladen accu (1), bulkladen (2), absorptiela-
den (3) of onderhoudsladen (druppelladen) (4). Wanneer het lampje voor onderhoudsladen gaat branden, is de accu volledig
opgeladen. Het opladen begint opnieuw als de spanning terug zakt. De lader kan normaal maandenlang blijven aangesloten.
Reconditionering (enkel bij MULTI XS 25000 en MULTI XT 14000) wordt aangegeven door het lampje (5).
4. Als de accudraden incorrect zijn aangesloten, zal het beveiligingssysteem tegen omgekeerde polariteit ervoor zorgen dat noch
de lader, noch de accu schade oplopen.
5. Als er niets gebeurt. Als het lampje voor de instelling en het voedingslampje branden maar de andere lampjes uit zijn, kan dit
te wijten zijn aan een slecht contact met het chassis of aan een defecte accu. Een andere mogelijke oorzaak is een te lage span-
ning op het stopcontact. Begin door de aansluitingen tussen de accu en de lader te verbeteren.
6. Het laden kan op elk ogenblik onderbroken worden door het voedingssnoer van de lader los te koppelen. Ontkoppel altijd
eerst het voedingssnoer voor u de accudraden losmaakt. Wanneer u stopt met het laden van een accu in een voertuig, moet u
altijd de accudraad van het chassis loskoppelen voor u de andere accudraad losmaakt.
2