Snelstartgids
3
Sluit de bedrading aan
3.1
Schema's en voeding
•
De bedradingsschema's bevinden zich op het label boven op de
transmitter.
•
Voor gebruik van de transmitter is een externe voeding vereist.
•
De vereiste spanning over de voedingsaansluitingen van de transmitter
bedraagt 12 tot 42,4 VDC (de voedingsaansluitingen hebben een
nominale belastbaarheid van 42,4 VDC).
Opmerking
Om beschadiging van de transmitter te voorkomen, dient u ervoor te zorgen
dat de klemspanning tijdens het wijzigen van de configuratieparameters
niet tot onder 12,0 VDC daalt.
3.1.1
Sluit de transmittervoeding aan
Procedure
1. Sluit de positieve voedingsdraad aan op de "+"-aansluitklem.
2. Sluit de negatieve voedingsdraad aan op de "–"-aansluitklem.
3. Draai de aansluitklemschroeven aan.
4. Leg spanning aan (12–42 VDC).
Figuur 3-1: Voedings-, communicatie- en sensoraansluitingen
3.1.2
Aard de transmitter
Ingangen voor niet-geaarde thermokoppel, mV en RTD/ohm
Elke procesinstallatie heeft specifieke vereisten voor aarding. Gebruik de
aardingsopties die ter plaatse voor dit specifieke sensortype worden
aanbevolen of begin met aardingsoptie 1 (de meest gebruikelijke).
12
A. Sensoraansluitklemmen
B. Voedings-/communicatie-aansluitingen
Mei 2020