Ontvochtigen (DRY)-modus
In de luchtontvochtigingsmodus (DRY) kan de temperatuur niet worden aangepast en wordt de
ventilatie op lage snelheid gefixeerd. Wanneer de unit in de luchtontvochtigingsmodus (DRY)
werkt, wordt de aan de lucht onttrokken vochtigheid verzameld in een interne tank. Als de tank
vol is, zullen de compressor en motor automatisch STOPPEN. Tegelijkertijd gaat de indicator
"Water vol" weergeven en hoort u een kort geluid. Als de tank vol is, voert u het water af zoals
aangegeven op de pagina over "AFVOER". U kunt het apparaat ook gebruiken zonder dat u de
tank zo vaak moet legen door gebruik te maken van "continue afvoer", raadpleeg ook de pagina
"AFVOER".
OPMERKING: Verwijder in de luchtontvochtigings- en ventilatiemodus de luchtslang van de
uitlaatpijp voordat u het product gebruikt!
Zelfdiagnose
Deze machine is uitgerust met een zelfdiagnosefunctie. Als er iets mis is in de machine, geeft de
LED de woorden "E1" of "E2" weer.
⚫
E1 betekent dat de sensordraad voor kamertemperatuur niet goed aansluit (deze draad
bevindt zich in het midden van de verdamper).
⚫
E2 betekent dat de sensordraad voor antivries niet goed aansluit (deze draad bevindt zich
aan de zijkant van de verdamper).
Neem in dit geval contact op met uw servicecentrum. Haal de machine in geen geval zelf uit
elkaar!
Alle bovenstaande functies kunnen ook worden
uitgevoerd met de meegeleverde afstandsbediening.
Deze afstandsbediening werkt op een afstand van 5
meter en vereist 2 stuks AAA (R03 / UM4) batterijen
om te werken. Zorg ervoor dat de polariteit + en -
correct wordt gebruikt.
(Batterijen worden niet meegeleverd met het
apparaat)
LET OP!
1.
Om de levensduur van de compressor te verlengen, wacht u na het uitschakelen van de
unit (ten minste) 3 minuten voordat u opnieuw schakelt.
2.
Het koelsysteem wordt uitgeschakeld als de omgevingstemperatuur lager is dan de
ingestelde temperatuur. De ventilatie blijft echter werken op het ingestelde niveau. Als de
omgevingstemperatuur boven het geselecteerde niveau komt, werkt de koelfunctie weer.
- 15
FIG. 13