Algemene informatie Algemene informatie Beschrijving 1. Aandrijfeenheid (PWseries SE) 2. Aandrijfeenheid (PW-X) 3. Aandrijfeenheid (PWseries TE) 4. Snelheidssensorset a) Magneetsensor voor spaak b) Pick-up 5. Display-eenheid (display X) a) Display b) Klem c) Schakelaar 6. Display-eenheid (display A) 7. Display-eenheid (display C) a) Display b) Klem c) Schakelaar...
Installatie Installatie <PWseries SE, PW-X, PWseries TE> Bedradingsschema elektrische componenten NAAR STEKKER, DC- CONNECTOR NAAR SENSOR, SNELHEID NAAR KOPLAMP NAAR TELLER B L G B = Zwart P = Roze Br = Bruin R = Rood G = Groen Sb = Hemelsblauw Gy = Grijs W = Wit L = Blauw...
Installatie Introductie LET OP Een aandrijfeenheid is een precisiemechanis- me. Demonteer de eenheid daarom nooit en oefen er geen overmatige kracht op uit (sla bij- voorbeeld NIET met een hamer op dit product). Met name schade aan de trapas, die recht- streeks is verbonden met de binnenzijde van de aandrijfeenheid, kan leiden tot sto- ringen en defecten.
Installatie <Display A> Display-eenheid 0.8 N·m (0.08 kgf·m) Volgorde Taak/onderdeel Aantal Opmerkingen Display-eenheid verwij- Volg bij het verwijderen de werkprocedures. deren van het stuur. Bout Display-eenheid Voer bij installatie de verwijderingsprocedure in om- gekeerde volgorde uit.
Installatie Snelheidssensor 5 N·m (0.5 kgf·m) Spaak 2 N·m (0.2 kgf·m) Magneetsensor Pick-up Naaf (op fietsframe) Inkeping Controleer het midden van de magneetsensor en de opening tussen de magneetsensor en de pick-up. Volgorde Taak/onderdeel Aantal Opmerkingen Snelheidssensor verwij- Volg bij het verwijderen de werkprocedures. deren van de fiets.
Installatie Aanhaalmoment Eenheid: Nm kgf·m (in) Schroef- Aan- Aanhaal- Aanhaallocaties Opmerkingen diameter moment (PWseries SE en PWseries TE) 40 (4,0) Schroef met linkse draad Borgmoer aandrijftandwiel (PWseries SE en PWseries TE) Bevestigingsbout en -moer 35 (3,5) aandrijfeenheid Schroef met linkse draad Het onderdeel kan worden verwij- (PW-X) Borgmoer aandrijftandwiel 45 (4,5)
<Display A> Diagnosefunctie <Display A> Diagnosefunctie Systeemstoring Dit model is uitgerust met een zelfdiagnosefunctie om ervoor te zorgen dat de trapondersteuning nor- maal functioneert. Als deze functie een storing in het systeem detecteert, schakelt de trapondersteuning onmiddellijk over naar een vervangend systeem en wordt er een foutindicatie weergegeven om de gebruiker te waarschuwen dat er een storing is opgetreden.
Pagina 15
<Display A> Diagnosefunctie Fout- Gevolgen voor trapondersteu- Weergavepatroon Apparaat met defect codes ning en foutcoderegistratie Zelfs als de stroomschakelaar De trapondersteuning stopt wordt ingedrukt om de stroomtoe- nadat de fout is gedetecteerd. voer in te schakelen, wordt de – Aandrijfeenheid - accu De foutcode wordt niet gere- stroomtoevoer na 4 seconden au- gistreerd.
<Display A> Diagnosefunctie Zelfdiagnosemodus Dit is de modus waarin elk type diagnose en de inhoud van foutcodes worden opgeslagen wan- neer er een fout wordt weergegeven. Door be- diening van de display-eenheid kunt u schake- len tussen de diagnosemodus voor de snelheidssensor, de diagnosemodus voor de aandrijfeenheid, de controlemodus voor het foutenlogboek en de firmwareversie.
<Display A> Diagnosefunctie Tabel voor zelfdiagnosemodus Laag 1 Laag 2 Laag 3 Laag 4 Beschrijving Controleert of de snelheidssensor naar behoren Rotatiecontrole van functioneert snelheidssensor Diagnosemodus voor snelheidssensor Geeft de toestand van de referentie- spanning van de Referentiespanning krachtsensor weer van krachtsensor Controleert of de motorstroom (%)
Pagina 18
<Display A> Diagnosefunctie Weergavemethode voor diagnosemodus voor de snelheidssensor Om te bepalen of de regelaar het signaal van de snelheidssensor goed interpreteert, draait u het wiel rond waarmee de snelheidssensor is verbonden en controleert u of het aangegeven aantal rotaties van het wiel overeenkomt met het werkelijke aantal rotaties.
Pagina 19
<Display A> Diagnosefunctie Weergavemethode voor diagnosemodus voor de aandrijfeenheid U kunt de status van storingen in de aandrij- feenheid controleren. 1. Ga naar de diagnosemodus voor de aandrij- feenheid. Raadpleeg “Bedieningsprocedures voor zelf- diagnosemodus”. Controleer of “d2-1” wordt getoond in de func- tieweergave.
Pagina 20
<Display A> Diagnosefunctie 1) Referentiespanning van de krachtsensor 1. Weergave van referentiespanning van de krachtsensor a. Een paar seconden lang wordt <- -> getoond op de weergave van de diagnosemodus [1] van de display-eenheid. b. Er worden waarden van 0,0 tot 9,9 (V) ge- toond op de weergave van de diagnosegege- vens display-eenheid.
Pagina 21
<Display A> Diagnosefunctie 2) Motorstroom a. De weergave van de diagnosegegevens [1] van de display-eenheid geeft de uitgangs- stroom van de motor (%) weer . b. Controleer of de weergave van de diagnose- gegevens [1] van de display-eenheid <FL> weergeeft bij het gebruik van de achterrem en krachtig duwen op de pedalen.
Pagina 22
<Display A> Diagnosefunctie 3) Foutweergave a. Wanneer sprake is van een storing, wordt <E2> (motor) of <E4> (regelaar) weergege- ven op de weergave van de diagnosegege- vens [1] van de display-eenheid. b. Druk op de lichtschakelaar “ ” op de dis- play-eenheid.
<Display A> Diagnosefunctie Weergavemethode voor controlemodus voor het foutenlogboek De drie recentste typen foutcodes van opgetre- den fouten zijn opgeslagen. 1. Ga naar de controlemodus voor het foutenlogboek. Raadpleeg “Bedieningsprocedures voor zelfdiagnosemodus”. De display-eenheid geeft de drie recentste foutco- des weer. Druk op de ondersteuningsmodusscha- kelaar [1] of [2] om de foutcodes weer te geven.
Pagina 24
<Display A> Diagnosefunctie Controlemodus voor firmwareversie U kunt de versie-informatie voor de firmware van de teller controleren. 1. Ga naar de controlemodus voor de firmwa- reversie. Raadpleeg “Bedieningsprocedures voor zelfdiagnosemodus”. Controleer of “d4” wordt weergegeven in het snelheidsmetergedeelte. De multifunctionele weergave [1] van de dis- play-eenheid toont de firmwareversie van de teller.
Pagina 25
<Display A> Diagnosefunctie Lijst van foutcodes en bijbehorend gevolg voor trapondersteuning Fout- Apparaat Details over defect Herstelvoorwaarde Actie codes met defect 1. Controleer de aansluiting van Dis- de display-eenheid. De communicatie met de play-een- 2. Vervang de display-eenheid. display-eenheid is gestopt heid 3.
Pagina 26
<Display A> Diagnosefunctie Fout- Apparaat Details over defect Herstelvoorwaarde Actie codes met defect Er is een probleem met het Als het systeem geen fouten lezen van gegevens detecteert, kan het systeem Er is een fout opgetreden in de weer normaal functioneren gegevens van het externe wanneer de stroomtoevoer geheugen...
<Display A> Diagnosefunctie YAMAHA E-KITDIAGNOSETOOL Dit model maakt gebruik van de Yamaha e-kitdiagnosetool om storingen te lokaliseren. Raadpleeg voor meer informatie over het gebruik van de Yamaha e-kitdiagnosetool de bedienings- handleiding die is meegeleverd met de tool. Functies van de Yamaha e-kitdiagnosetool Diagnose van storingen in de aandrijfeenheid: De codes van de storingen in de aandrijfeenheid die zijn vastgelegd in de regelaar, worden uitgelezen en de inhoud wordt weergegeven.
<Display X> Diagnosefunctie <Display X> Diagnosefunctie Systeemstoring Dit model is uitgerust met een zelfdiagnosefunctie om ervoor te zorgen dat de trapondersteuning nor- maal functioneert. Als deze functie een storing in het systeem detecteert, schakelt de trapondersteuning onmiddellijk over naar een vervangend systeem en wordt er een foutindicatie weergegeven om de gebruiker te waarschuwen dat er een storing is opgetreden.
Pagina 29
<Display X> Diagnosefunctie Foutco- Gevolgen voor trapondersteu- Weergavepatroon Foutbericht [2] Apparaat met defect des [1] ning en foutcoderegistratie Er wordt afwisselend “A:####” en “####” weergegeven op de indicator van de ondersteuningsmodus. Kantelsensor Gebruik voor problee- moplossing of om sto- De trapondersteuning is nor- ringen van de kantel- maal.
<Display X> Diagnosefunctie Zelfdiagnosemodus Dit is de modus waarin elk type diagnose en de inhoud van foutcodes worden opgeslagen wan- neer er een fout wordt weergegeven. Door be- diening van de display-eenheid kunt u schakelen tussen de diagnosemodus voor de snelheids- sensor, de diagnosemodus voor de aandrijfeen- heid en de controlemodus voor het foutenlog- boek.
<Display X> Diagnosefunctie Tabel voor zelfdiagnosemodus Laag 1 Laag 2 Laag 3 Laag 4 Beschrijving Controleert of de snelheidssensor naar behoren Diagnosemodus voor Rotatiecontrole van functioneert snelheidssensor snelheidssensor Geeft de toestand van de referentie- spanning van de Referentiespanning krachtsensor weer van krachtsensor Controleert of de motorstroom (%)
Pagina 32
<Display X> Diagnosefunctie Weergavemethode voor diagnosemodus voor de snelheidssensor Om te bepalen of de regelaar het signaal van de snelheidssensor goed interpreteert, draait u het wiel rond waarmee de snelheidssensor is verbonden en controleert u of het aangegeven aantal rotaties van het wiel overeenkomt met het werkelijke aantal rotaties.
Pagina 33
<Display X> Diagnosefunctie Weergavemethode voor diagnosemodus voor de aandrijfeenheid U kunt de status van storingen in de aandrij- feenheid controleren. 1. Ga naar de diagnosemodus voor de aandrij- feenheid. Raadpleeg “Bedieningsprocedures voor zelf- diagnosemodus”. Druk op de lichtschakelaar [1] om de referen- tiespanning van de krachtsensor, de motor- stroom, de foutweergaven (<E2>, <E4>) en de functiecontrole van de display-eenheid te...
Pagina 34
<Display X> Diagnosefunctie 1) Referentiespanning van de krachtsensor 1. Weergave van referentiespanning van de krachtsensor a. Een paar seconden lang wordt <1> weerge- geven op de weergave van de diagnosemo- dus [1] van de display-eenheid. b. Er worden eenheden van 0,1 V gebruikt op de weergave van de diagnosegegevens [2] van de display-eenheid.
Pagina 35
<Display X> Diagnosefunctie 2) Motorstroom a. De weergave van de diagnosegegevens [1] van de display-eenheid geeft de uitgangs- stroom van de motor (%) weer . b. Controleer of de weergave van de diagnose- gegevens [1] van de display-eenheid <100> weergeeft bij het gebruik van de achterrem en krachtig duwen op de pedalen.
Pagina 36
<Display X> Diagnosefunctie 3) Foutweergave a. Wanneer sprake is van een storing, wordt <E2> (motor) of <E4> (regelaar) weergege- ven op de weergave van de diagnosegege- vens [1] van de display-eenheid. OPMERKING Controleer de foutcode als <E2> of <E4> wordt weergegeven.
Pagina 37
<Display X> Diagnosefunctie Weergavemethode voor controlemodus voor het foutenlogboek De drie recentste typen foutcodes van opgetre- den fouten zijn opgeslagen. 1. Ga naar de controlemodus voor het foutenlogboek. Raadpleeg “Bedieningsprocedures voor zelfdiagnosemodus”. De display-eenheid geeft de drie recentste foutco- des weer. Druk op de ondersteuningsmodusscha- kelaar [1] of [2] om de foutcodes weer te geven.
Pagina 38
<Display X> Diagnosefunctie Controlemodus voor firmwareversie U kunt de versie-informatie controleren voor de hardware en firmware van de aandrijfeenheid en teller. 1. Ga naar de controlemodus voor de firmwa- reversie. Raadpleeg “Bedieningsprocedures voor zelfdiagnosemodus”. 2. Druk op de ondersteuningsmodusschake- laar [1] of [2] om de versie-informatie weer te geven voor de hardware en firmware van de teller en de hardware en firmware van de aandrijfeenheid.
Pagina 39
<Display X> Diagnosefunctie Lijst van foutcodes en bijbehorend gevolg voor trapondersteuning Fout- Apparaat Details over defect Herstelvoorwaarde Actie codes met defect 1. Controleer de aansluiting van Dis- de display-eenheid. De communicatie met de play-een- 2. Vervang de display-eenheid. display-eenheid is gestopt heid 3.
Pagina 40
<Display X> Diagnosefunctie Fout- Apparaat Details over defect Herstelvoorwaarde Actie codes met defect Er is een probleem met het Als het systeem geen fouten lezen van gegevens detecteert, kan het systeem Er is een fout opgetreden in de weer normaal functioneren gegevens van het externe wanneer de stroomtoevoer geheugen...
<Display X> Diagnosefunctie YAMAHA E-KITDIAGNOSETOOL Dit model maakt gebruik van de Yamaha e-kitdiagnosetool om storingen te lokaliseren. Raadpleeg voor meer informatie over het gebruik van de Yamaha e-kitdiagnosetool de bedienings- handleiding die is meegeleverd met de tool. Functies van de Yamaha e-kitdiagnosetool Diagnose van storingen in de aandrijfeenheid: De codes van de storingen in de aandrijfeenheid die zijn vastgelegd in de regelaar, worden uitgelezen en de inhoud wordt weergegeven.
<Display C> Diagnosefunctie <Display C> Diagnosefunctie Systeemstoring Dit model is uitgerust met een zelfdiagnosefunctie om ervoor te zorgen dat de trapondersteuning nor- maal functioneert. Als deze functie een storing in het systeem detecteert, schakelt de trapondersteuning onmiddellijk over naar een vervangend systeem en wordt er een foutindicatie weergegeven om de gebruiker te waarschuwen dat er een storing is opgetreden.
Pagina 43
<Display C> Diagnosefunctie Foutco- Gevolgen voor trapondersteu- Weergavepatroon Foutbericht [2] Apparaat met defect des [1] ning en foutcoderegistratie De indicator van de automatische ondersteuningsmodus knippert. Kantelsensor Gebruik voor problee- Omdat de kanteling niet kan moplossing of om sto- worden gedetecteerd wanneer ringen van de kantel- de fiets wordt gestopt terwijl de –...
<Display C> Diagnosefunctie Zelfdiagnosemodus Dit is de modus waarin elk type diagnose en de inhoud van foutcodes worden opgeslagen wan- neer er een fout wordt weergegeven. Door be- diening van de display-eenheid kunt u schake- len tussen de diagnosemodus voor de snelheidssensor, de diagnosemodus voor de aandrijfeenheid en de controlemodus voor het foutenlogboek.
Pagina 45
<Display C> Diagnosefunctie Tabel voor zelfdiagnosemodus Laag 1 Laag 2 Laag 3 Laag 4 Beschrijving Controleert of de snelheidssensor naar behoren Rotatiecontrole van functioneert snelheidssensor Diagnosemodus voor snelheidssensor Geeft de toestand van de referentie- spanning van de Referentiespanning krachtsensor weer van krachtsensor Controleert of de motorstroom (%)
Pagina 46
<Display C> Diagnosefunctie Weergavemethode voor diagnosemodus voor de snelheidssensor Om te bepalen of de regelaar het signaal van de snelheidssensor goed interpreteert, draait u het wiel rond waarmee de snelheidssensor is verbonden en controleert u of het aangegeven aantal rotaties van het wiel overeenkomt met het werkelijke aantal rotaties.
Pagina 47
<Display C> Diagnosefunctie Weergavemethode voor diagnosemodus voor de aandrijfeenheid U kunt de status van storingen in de aandrij- feenheid controleren. 1. Ga naar de diagnosemodus voor de aandrij- feenheid. Raadpleeg “Bedieningsprocedures voor zelfdiagnosemodus”. Druk op de lichtschakelaar [1] om de refe- rentiespanning van de krachtsensor, de mo- torstroom, de foutweergaven (<E2>, <E4>) en de functiecontrole van de display-een-...
Pagina 48
<Display C> Diagnosefunctie 1) Referentiespanning van de krachtsensor 1. Weergave van referentiespanning van de krachtsensor a. Een paar seconden lang wordt <1> weerge- geven op de weergave van de diagnosemo- dus [1] van de display-eenheid. b. Er worden eenheden van 0,1 V gebruikt op de weergave van de diagnosegegevens [2] van de display-eenheid.
Pagina 49
<Display C> Diagnosefunctie 2) Motorstroom a. De weergave van de diagnosegegevens [1] van de display-eenheid geeft de uitgangs- stroom van de motor (%) weer . b. Controleer of de weergave van de diagnose- gegevens [1] van de display-eenheid <100> weergeeft bij het gebruik van de achterrem en krachtig duwen op de pedalen.
Pagina 50
<Display C> Diagnosefunctie 3) Foutweergave a. Wanneer sprake is van een storing, wordt <E2> (motor) of <E4> (regelaar) weergege- ven op de weergave van de diagnosegege- vens [1] van de display-eenheid. OPMERKING Controleer de foutcode als <E2> of <E4> wordt weergegeven.
Pagina 51
<Display C> Diagnosefunctie Weergavemethode voor controlemodus voor het foutenlogboek De drie recentste typen foutcodes van opgetre- den fouten zijn opgeslagen. 1. Ga naar de controlemodus voor het foutenlogboek. Raadpleeg “Bedieningsprocedures voor zelfdiagnosemodus”. De display-eenheid geeft de drie recentste foutco- des weer. Druk op de ondersteuningsmodusscha- kelaar [1] of [2] om de foutcodes weer te geven.
Pagina 52
<Display C> Diagnosefunctie Controlemodus voor firmwareversie U kunt de versie-informatie controleren voor de hardware en firmware van de aandrijfeenheid en teller. 1. Ga naar de controlemodus voor de firmwa- reversie. Raadpleeg “Bedieningsprocedures voor zelfdiagnosemodus”. 2. Druk op de ondersteuningsmodusschake- laar [1] of [2] om de versie-informatie weer te geven voor de hardware en firmware van de teller en de hardware en firmware van de aandrijfeenheid.
Pagina 53
<Display C> Diagnosefunctie Lijst van foutcodes en bijbehorend gevolg voor trapondersteuning Fout- Apparaat Details over defect Herstelvoorwaarde Actie codes met defect 1. Controleer de aansluiting van Dis- de display-eenheid. De communicatie met de play-een- 2. Vervang de display-eenheid. display-eenheid is gestopt heid 3.
Pagina 54
<Display C> Diagnosefunctie Fout- Apparaat Details over defect Herstelvoorwaarde Actie codes met defect Er is een probleem met het Als het systeem geen fouten lezen van gegevens detecteert, kan het systeem Er is een fout opgetreden in de weer normaal functioneren gegevens van het externe wanneer de stroomtoevoer geheugen...
<Display C> Diagnosefunctie YAMAHA E-KITDIAGNOSETOOL Dit model maakt gebruik van de Yamaha e-kitdiagnosetool om storingen te lokaliseren. Raadpleeg voor meer informatie over het gebruik van de Yamaha e-kitdiagnosetool de bedienings- handleiding die is meegeleverd met de tool. Functies van de Yamaha e-kitdiagnosetool Diagnose van storingen in de aandrijfeenheid: De codes van de storingen in de aandrijfeenheid die zijn vastgelegd in de regelaar, worden uitgelezen en de inhoud wordt weergegeven.
Pagina 56
Onderhoudshandleiding aandrijfeenheid en display DU-04 Gepubliceerd in juli 2018 Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd zonder toestemming van de uitgever. Uitgever: Yamaha Motor Co., Ltd.