NEDERLANDS
8.8.
Controle (onderhoudsmonteur)
Vóór de ingebruikname van het apparaat
controleer de installatie om elke individuele
component op de goede werking en eventuele
onregelmatigheden onderzoeken te beoordelen.
Om de verwarmingsplaten te controleren wordt
het aanbevolen de volgende controle uit te
voeren.
1. Open de gaskraan en controleer de
luchtdichtheid van de verbindingen;
2. Controleer de juiste aansteking en branding
van de gasbranders;
3. Controleer en regel indien nodig de gasdruk en
het debiet bij minimum en maximum (zie
aparte paragraaf);
9.
INSTELLINGEN (onderhoudsmonteur)
NL
Activeer alle aanwezige
veiligheidsvoorzieningen voordat je
het toestel begint in te stellen.
9.1.
Minimale instelling van de kookplaat gaskranen
Deze instellingen zijn alleen dan vereist als het
aangesloten soort gas anders is dan het gas dat
is ingesteld en gecontroleerd door de fabriek, na
het omzetten op een ander soort gas.
Vóór het uitvoeren van deze instelling dient
gecontroleerd
overeenstemt met de waarde van de aan het
gastype beantwoordende nominale druk (zie
bijgevoegde tabel).
Ga hiervoor als volgt te werk.
1. Sluit het gas shut-off ventiel.
2. Trek de draaiknop regulator (A) er uit.
te
worden
of
de
ID 09
A
C
B
4. Controleer of het veiligheidsthermo-element
goed werkt;
5. Controleer de gasaansluiting op lekken.
Om de elektrische oven de controleren wordt het
aanbevolen de volgende controle uit te voeren:
1. Controleer of de netspanning met het
apparaat overeenkomt.
2. Schakel de automatische hoofdschakelaar uit
om de elektrische aansluiting te controleren.
3. Controleer of de veiligheidsvoorzieningen
goed functioneren.
Let er vooral op de gaskraan te sluiten
en de toegang tot voorzieningen die,
als ze geactiveerd worden, onver-
wachte gevaren voor de veiligheid en
gezondheid van personen kunnen
betekenen, te verhinderen.
3. Draai schroef B los en haal het
bedieningspaneel (C) eraf.
4. Trek injector D eruit en vervang deze
voor een injector die juist is voor het
te gebruiken soort gas (zie bijlage).
gasdruk
Na instelling de schroef lakken.
5. Na beëindiging, het bedieningspaneel (C)
monteren en de draaiknoop voor de
regulering (A).
14
ID 13
D