Voordat u het toestel begint te gebruiken
In dit hoofdstuk krijgt u uitleg over de voorzorgsmaatregelen die u in acht moet nemen bij het gebruik van dit
toestel.
Plaats van installatie
Houd rekening met het volgende.
•
De plaats van installatie wordt bepaald op basis van overleg met de klant op het moment van de levering.
•
Vermijd installatie van het toestel op de hieronder vermelde plaatsen. Zoniet loopt u het risico dat het toestel
niet (correct) functioneert of dat u verwond geraakt.
− Plaatsen met rechtstreekse inval van zonlicht of plaatsen met zeer veel licht dichtbij vensters (indien er
geen andere mogelijkheid is, zorg voor zonnewering aan het venster.)
− Plaatsen waar de temperatuur hevig kan schommelen.
− Uiterst warme en vochtige plaatsen of koude en droge plaatsen
− Verwarmde plaatsen of plaatsen die rechtstreeks blootstaan aan koude luchtstroom, warme lucht of
rechtstreekse stralingswarmte
− Slecht geventileerde plaatsen
− Stoffige omgevingen
− Plaatsen die blootstaan aan regelmatige trillingen
Manipulatie
•
Zet de hoofdschakelaar niet af of trek de stroomkabel niet uit terwijl het toestel in werking is.
•
Het toestel bevat precisie-onderdelen en mag op geen enkele andere manier worden behandeld dan die
beschreven in deze handleiding.
•
Plaats geen zware voorwerpen op dit toestel en bescherm het tegen schokken.
•
Wacht minstens tien seconden tussen het uit- en opnieuw aanschakelen van de stroom.
•
Zorg ervoor dat de stroom van het toestel uitgeschakeld is wanneer u een kabel naar randapparatuur aan- of
afkoppelt en trek steeds eerst de stroomkabel uit.
•
Schakel steeds de stroom uit en trek de stroomkabel uit wanneer u het toestel verplaatst.
•
Gebruik geen mobiele telefoons, microcellulaire telefoons of pagers in de buurt van het toestel. De
radiogolven kunnen er voor zorgen dat het toestel niet correct functioneert. Schakel alle mobiele telefoons,
microcellulaire telefoons en pagers uit in de onmiddellijke nabijheid van het toestel.
•
Plotste temperatuurwijzigingen kunnen condensatie veroorzaken in het toestel, met slechte werking van het
toestel tot gevolg. Als u het toestel verplaatst van een koude buitenomgeving naar een warme kamer, ontstaat
gemakkelijk condensatie. Laat het toestel een tijdje aan de omgevingstemperatuur aanpassen voordat u het
gebruikt.
•
Plotse dalingen in voltage bij de stroomtoevoer kan aanleiding geven tot storing. Om dat te voorkomen is het
aanbevolen steeds een AC UPS (wisselstroom ononderbroken stroomtoevoer) of gelijkaardige bescherming
te gebruiken.
Gebruiksomgeving
•
De meest aangewezen omgevingsomstandigheden zijn:
Temperatuur tussen: 5 - 35 °C (41°F – 86°F)
Vochtigheidsgraad tussen: 20 - 80% (niet-condenserend)
Voordat u het toestel begint te gebruiken
Veiligheid en Manipulatie
9