17
B-CONTROL FADER BCF2000/ROTARY BCR2000 Gebruiksaanwijzing
Pan
In de middenpositie (waarde 64) brandt alleen de middelste LED
onderin; bij kleinere waarden gaan de LED's aan de linkerzijde
achtereenvolgens branden, bij grotere waarden gaan de LED's aan de
rechterzijde branden (panoramaregeling)
Qual
(Quality Q) werkt tegenovergesteld ten opzichte van Spread:
de brandende LED's in de ring wijken bij verlagen van de waarde uiteen.
Deze instelling is bedoeld voor de uitlezing van de filterkwaliteit bij
parametrische equalisers.
Cut
Cutoff is optimaal voor het regelen van de afsnijfrequentie van een
laagdoorlaatfilter, bijvoorbeeld op een synthesizer. Bij de waarde
0 branden alle LED's. Wanneer de waarde verhoogd wordt,
gaan ze achtereenvolgens uit.
Damp
Damping: voor het dempen van filters. Bij de waarde 0 brandt
de LED uiterst rechts. Wanneer de waarden verhoogd worden,
waaiert de LED-ring van rechts naar links uit tot alle LED's
branden. Op deze manier wordt de bij een verhoging toenemende
demping optimaal weergegeven.
LED-uitlezing van de encoder (BCR2000):
1d
(1 digit): Er brandt steeds slechts één LED (standaardinstelling)
1d-
De LED-ring werkt op dezelfde manier als bij '1d' , maar bij de waarde
0 brandt geen LED.
Faderfuncties (BCF2000):
Move
Wanneer u de fader met de hand verplaatst, stuurt deze direct de
nieuwe waarde. Daarbij kunnen sprongen in de parameterwaarden
ontstaan als de huidige waarde niet overeenkomt met die van de
faderpositie. Dat is mogelijk omdat bij parameterfeedback in deze
modus de fader niet verplaatst wordt.
P-UP
Pickup: De fader negeert de parameterfeedback. Sprongen in de
waarden worden vermeden omdat de fader pas waarden stuurt als de
huidige (van de faderpositie afwijkende) waarde overschreden wordt.
Mot
Motor: Bij de parameterfeedback verplaatst de motorfader automatisch
en geeft op die manier steeds de huidige waarde aan.
Voetpedaalfunctie:
Move
Het pedaal stuurt waardeveranderingen direct door. Daarbij kunnen
sprongen ontstaan.
P-UP
Pickup: Het voetpedaal wordt pas actief en stuurt pas waarden wanneer
de ingestelde waarde overschreden wordt.
SWITCH-elementen:
Bij Switch-bedieningselementen zijn alleen de modi 'Toggle On' , 'Toggle Off'
en 'Increment' mogelijk. Toggle On komt overeen met een schakelaarfunctie
(bijv. de lichtschakelaar van een kamer). Bij elke druk op de schakelaar wordt
afwisselend de met encoder 4 ingestelde "On"-waarde of de "Off"-waarde – met
encoder 5 instelbaar – verzonden. Deze instelling is ideaal voor het starten van
drumloops vanuit een sampler (één keer drukken = Start, tweede keer
drukken = Stop).
De Toggle Off-modus komt overeen met een toetsfunctie die vergelijkbaar is
met de schakelaar van een elektrische deuropener. De On-waarde wordt zolang
gezonden als de toets wordt ingedrukt. Na het loslaten van de toets wordt de
Off-waarde verzonden. Dit type kunt u gebruiken, wanneer u met behulp
van Note On / Off korte soundeffecten of sample-invoegingen wilt starten
(zoals bij keyboard bespelen).
De optie Increment is alleen voor toetselementen en voor de opdrachten
CC, NRPN en After Touch mogelijk. Met deze modus kunt u de waarde van de
controller stap voor stap verhogen met één druk op de knop. De stapgrootte kunt
u met encoder 7 instellen. Wanneer u een toetselement steeds opnieuw indrukt,
wordt de verstuurde waarde steeds met de hier geselecteerde waarde
opgehoogd. Als de stapgrootte "10" is, worden achtereenvolgens de waarden
0, 10, 20, 30 ... 110, 120, 0, 10 enzovoort verstuurd. U kunt ook negatieve
waarden invoeren (bijvoorbeeld -10) om een waarde stapsgewijs te verlagen.
Als u de laagste en de hoogste te sturen waarden met behulp van encoder 4 en 5
begrensd heeft, moeten de waarden binnen dit bereik liggen. Met deze functie
kunt u softwarematige knoppen met meer dan twee schakeltoestanden met
behulp van de B-CONTROL aansturen.
De voor met encoder 8 activeerbare uitlezing is identiek voor Switch- en
Continuous-elementen. Als een element geactiveerd is zal, wanneer het
bediend wordt, de huidige waarde in het display worden weergegeven.
Even nadat het bedieningselement losgelaten is, wordt opnieuw het
presetnummer weergegeven.
4.4 MIDI-messages
Programmawisseling:
Met de encoders 3 en 4 kunnen de banknummers worden ingesteld. Bezit een
MIDI-apparaat meer dan 128 presets / programma's, dan moet eerst een
commando "bank wisselen" worden verzonden. Daarbij betreft het eigenlijk een
controller commando. Omdat dit echter verband houdt met de omschakeling
van presets en vóór de eigenlijke programmawissel moet worden gezonden,
kan het hier worden ingesteld.
Met Encoder 5 wordt het eigenlijke programmanummer geselecteerd.
Is het geselecteerde bedieningselement een regelaar (Continuous-type),
dan wordt het programmanummer bij het bewegen van de regelaar rechtstreeks
geselecteerd. Bij Switch-types wordt door het indrukken het vast toegewezen
presetnummer rechtstreeks geselecteerd. Dat kan nuttig zijn, wanneer men
steeds met dezelfde preset wil starten.
Control Change CC:
Een controller bestaat uit het controllernummer en de bijbehorende waarde.
Met encoder 3 wordt het controllernummer ingesteld. Bij toetsen kan bij
het indrukken en bij het loslaten van de toets een verschillende waarde
worden verzonden (instelling met de encoders 4 en 5). Deze functie is nuttig,
wanneer vaste parameterinstellingen moeten worden verzonden.
Bij faders en regelaars (Continuous-type) kan het waarde bereik met de encoders
4 (minimale waarde) en 5 (maximale waarde) worden ingeperkt.
◊
Er bestaat ook een mogelijkheid om de regelweg om te keren,
door de minimale waarde 127 en de maximale waarde 0 toe te
wijzen (regelaaromkering). Een klassieke toepassing voor de
regelaaromkering is de trekstang besturing van virtuele of digitale
orgels / orgelexpanders. Wanneer op deze wijze controller 07 (Volume)
aan de faders van de BCF2000 toe, dan wordt bij het omhoog schuiven
van de fader het signaal zachter. Trekt men de fader weer omlaag,
dan komt dat overeen met het uitrekken van de trekstang en het
volume neemt weer toe.