Inbraakbelemmerende vouwwand conform DIN EN 1627 weerstandsklasse RC2
De hierna volgende aanwijzingen dienen voor de montage van een inbraakbelemmerende
vouwwand conform DIN EN 1627 in aanmerking genomen te worden.
Aan het omgevende metselwerk gestelde eisen
Om het inbraakbelemmerende effect van inbraakbelemmerende elementen te vrijwaren,
wordt er vanuit gegaan dat de aangrenzende wand een massieve wand van beton of
baksteenmetselwerk volgens de tabel is. De geschiktheid van andere wandbouwtypes
(bijvoorbeeld montagewanden) is verzekerd als ervoor gezorgd wordt dat de opduikende
belastingen opgenomen kunnen worden en de weerstand van het metselwerk vergelijkbaar
met de weerstand van het inbraakbelemmerende element is. De geschiktheid dient
eventueel aangetoond te worden. Vóór de montage dient de wandopening gecontroleerd te
worden op beschadigingen, die de algemene stevigheid in negatieve zin kunnen
beïnvloeden. Aangetroffen beschadigingen dienen vak- en deskundig verholpen te worden.
Aan de omgevende wand conform DIN EN 1627 gestelde eisen:
Wand van metselwerk conform DIN 1053-1
Nominale dikte
115 mm
Wand van gewapend beton conform DIN 1045-2
Nominale dikte
100 mm
Wand van cellenbeton
Nominale dikte
170 mm
Bevestigingsmiddelen
Voor de montage van het inbraakbelemmerende element in de wandopening kunnen
volgende bevestigingsmiddelen gebruikt worden:
Kozijnpluggen minstens 10 mm toegestaan voor bestaand metselwerk
Montageschroeven bijvoorbeeld „AMO III" 7,5 mm indien toegestaan voor bestaand
metselwerk (inschroefdiepte minstens 60 mm)
SUPERTHERM 80: Vouwwand montagehandleiding
Drukvastheid van de stenen
12
Vastheidsklasse (min.)
C12/15
Drukvastheid van de stenen
4
Speciegroep (min.)
MG II / DM
Uitvoering
Vastgeplakt
Pagina 10