TIG 320 AC/DC
1.1 ELEKTROMAGNETISCHE COMPATIBILITEIT
De gebruiker is verantwoordelijk voor het installeren en gebruiken van de booglasapparatuur volgens de instructies
van de fabrikant. Als er elektromagnetische storingen worden gedetecteerd, is het de verantwoordelijkheid van de
gebruiker van de booglasapparatuur om de situatie met de technische assistentie van de fabrikant op te lossen. In
sommige gevallen kan deze actie net zo eenvoudig zijn als verbinden met het lascircuit. In andere gevallen kan het
gaan om het bouwen van elektromagnetische schermen die de lasstroombron omsluiten en het werk compleet met
bijbehorende ingangsfilters. In alle gevallen moeten elektromagnetische storingen tot een minimum worden beperkt om
problemen te voorkomen.
Voordat de booglasapparatuur wordt geïnstalleerd, moet de gebruiker een beoordeling maken van mogelijke
elektromagnetische problemen in de omgeving. Het volgende moet in aanmerking worden genomen:
a) Voedingskabels, besturingskabels, signalerings- en telefoonkabels, boven, onder en naast de booglasapparatuur;
b) radio- en televisiezenders en -ontvangers;
c) Computer en andere besturingsapparatuur;
d) Veiligheidskritische apparatuur, b.v. bewaking van industriële apparatuur;
e) De gezondheid van de mensen in de omgeving, bijvoorbeeld het gebruik van pacemakers en gehoorapparaten;
f) Apparatuur gebruikt voor kalibratie of meting;
g) De immuniteit van andere apparatuur in de omgeving. De gebruiker moet ervoor zorgen dat andere apparatuur die
in de omgeving wordt gebruikt compatibel is. Dit kan aanvullende beschermingsmaatregelen vereisen;
h) Het uur van de dag waarop laswerkzaamheden of andere activiteiten moeten worden uitgevoerd.
1.1.1 METHODEN VOOR HET VERMINDEREN VAN EMISSIES
Aansluiting op het lichtnet
De lasapparatuur moet op het netwerk worden aangesloten volgens de instructies van de fabrikant. Als er interferentie
optreedt, kunnen extra voorzorgsmaatregelen nodig zijn, zoals het filteren van de voeding. De afscherming van
voedingskabels voor permanent geïnstalleerde lasapparatuur in metalen of equivalente leidingen moet worden
overwogen. De afscherming moet worden uitgevoerd met respect voor een elektrische continuïteit van begin tot eind.
De afscherming moet aan de behuizing worden aangesloten zodat er een goed elektrisch contact wordt onderhouden.
Laskabels
De laskabels moeten zo kort mogelijk en dicht bij elkaar op, of zo laag mogelijk bij de grond geplaatst worden.
Equipotentiële verbinding
Er moet rekening worden gehouden met de verbindingen tussen alle metalen onderdelen van het lassysteem en naast
deze installatie. De metalen onderdelen die op het werkstuk zijn aangesloten, verhogen echter het risico op elektrische
schokken als de gebruiker de metalen onderdelen en de elektrode tegelijkertijd aanraakt. De gebruiker moet worden
geïsoleerd van alle verbonden metalen componenten.
Aarde verbinding
Wanneer het te lassen onderdeel niet geaard is, vanwege de elektrische veiligheid of vanwege de grootte of positie
(bijv. Scheepsromp, staalfabriek), een verbinding die het onderdeel met de grond verbindt kan de uitstoot in sommige
gevallen verminderen. Er moet echter voor worden gezorgd dat de aarding van de ruimte niet het risico op letsel voor
de gebruiker verhoogt of andere elektrische apparatuur beschadigt. Indien nodig, moet de aarding van het deel
gebeuren door een directe verbinding met de ruimte, maar in sommige landen waar dit niet is toegestaan, moet de
verbinding worden gemaakt door een weerstand van de capaciteit en in volgens de nationale voorschriften
Afscherming en bescherming
Het afschermen en selectief afschermen van andere kabels en apparatuur uit de omgeving kan interferentieproblemen
beperken. De afscherming van het gehele lassysteem kan worden overwogen voor speciale toepassingen.
4