2. Algemene veiligheidsvoorschriften
A. Gebruiker:
1. Draag gepaste kledij. Draag geen loshangende kledij, handschoenen, ringen,
armbanden of andere juwelen die in de machine vast kunnen raken.
Draag anti-slipschoenen. Bind lang, loshangend haar samen.
2. Zorg voor gepaste oogbescherming. Zie norm ANSLZ87.1 voor de nodige
aanbevelingen.
Draag een stofmasker bij toepassingen waarbij veel stof vrijkomt.
3. Buig er niet overheen. Zorg ervoor dat u stevig op de grond staat. Bewaar uw
evenwicht.
4. Sta nooit op een werktuig. De scherpe werktuigen kunnen u ernstige
verwondingen toebrengen.
5. Trek de stekker uit het net bij het verlaten van de machine. Verlaat de machine
niet totdat ze volledig tot stilstand is gekomen.
6. Drugs, alcohol, medicijnen. Bedien de machine nooit als u onder de invloed bent
van drugs, alcohol of medicijnen.
7. Controleer of de stekker uitgetrokken is als de motor gemonteerd, aangesloten of
terug aangesloten wordt.
8. Hou uw handen en vingers weg van het zaagblad.
9. Zet de machine uit alvorens spaanders te verwijderen.
10. Schakel de stroom uit en reinig de bandzaag en de werkomgeving alvorens de
machine achter te laten.
B. Gebruik:
1. Verwijder alle regelsleutels. Maak er een gewoonte van om te controleren of alle
sleutels uit het werktuig zijn gehaald alvorens de machine aan te zetten.
2. Forceer het werktuig niet. Er zal een beter resultaat behaald worden als de
machine gebruikt wordt waarvoor ze is ontworpen.
3. Gebruik het juiste werktuig. Forceer een werktuig niet om iets te doen waarvoor
het niet dient.
4. Maak het werkstuk stevig vast. Gebruik eventueel een bankschroef of klemmen.
Dit is veiliger dan het werkstuk met uw handen vast te houden.
5. Hou de werktuigen in goede staat. Hou ze scherp en reinig ze regelmatig om een
optimaal resultaat te bekomen. Volg de instructies voor de smering en het
vervangen van accessoires.
6. Gebruik de aanbevolen accessoires. Raadpleeg daarvoor de handleiding. Het
gebruik van ongeschikte accessoires kan gevaarlijk zijn.
7. Vermijd het per ongeluk opstarten van de machine. Zorg ervoor dat de schakelaar
op OFF staat alvorens de machine van stroom te voorzien.
8. Controleer of het zaagblad in de juiste richting draait (tegenwijzerzin).
9. Stel de arm voor de bladgeleiding goed af alvorens te beginnen met zagen.
10. Maak de arm voor de bladgeleiding goed vast. Een losse arm zal de
nauwkeurigheid niet ten goed komen.
11. Zorg ervoor dat de juiste snelheid ingesteld is alvorens te zagen.
12. Controleer de grootte en het type zaagblad.
13. Leg de machine stil alvorens een werkstuk in de bankschroef vast te klemmen.
14. Klem het werkstuk goed vast in de bankschroef alvorens te zagen.
15. Aard alle werktuigen. Als het werktuig voorzien is van een driefasige stekker,
steek die dan in een driefasige stekkerdoos. Als een adapter gebruikt wordt voor een
tweefasige stekkerdoos, moet deze verbonden worden met een gekende aarding.
Verwijder nooit de derde tand.
www.contimac.be
5