Aanwezigheidsmelder mini Standaard, Aanwezigheidsmelder mini Uni
verseel
Direct op de sensor vallend licht of licht dat door glanzende oppervlakken wordt gereflecteerd
beïnvloedt de helderheidsregistratie.
Montageplaats kiezen
Bij toepassing als aanwezigheidsmelder wordt het apparaat op het plafond boven een werkplek
gemonteerd en bewaakt het oppervlak daaronder. Bij toepassing als bewegingsmelder wordt
het apparaat bijv. op de gang aan het plafond gemonteerd.
o
Trillingsvrije montageplaats kiezen. Trillingen kunnen ongewilde schakelingen veroorza-
ken.
o
Storingsbronnen in registratiezone vermijden. Storingsbronnen, bijv. radiatoren, ventilatie,
airconditioning en afkoelende lampen kunnen ongewilde registraties tot gevolg hebben.
i De registratiezone kan indien nodig met een opsteekafscherming worden beperkt, om de
invloed van storingsbronnen te beperken.
Apparaat uitrichten
o
Bij de montage het apparaat zo richten dat de helderheidssensor (10) niet naar het raam
wijst (afbeelding 7).
i Let al bij de montage van de apparatuurdoos en de draagring op de juiste uitrichting.
Apparaat in verlaagd plafond monteren en aansluiten
De omgeving tussen de plafonds moet droog zijn.
Max. dikte van het verlaagde plafond ca. 25 mm. Inbouwdiepte min. 35 mm. Afstand tussen
betonplafond en verlaagd plafond min. 20 mm.
Plafonduitsparing 44 ...45 mm.
o
Buskabel aansluiten.
o
Buskabel met kabelbevestiging (9) vastklemmen.
o
Veerbeugel (3) openbuigen en aanwezigheidsmelder (1) in het verlaagde plafond schui-
ven.
o
Designring (5) erop plaatsen en met de klok mee draaien.
o
Indien nodig: afscherming (6) uitknippen en in de designring (5) clippen.
82589803
j0082589803
Afbeelding 8
8/12
16.07.2015