Download Print deze pagina

Devine MixPad 502 Gebruiksaanwijzing pagina 6

Advertenties

Overzicht en gebruik van het apparaat
De diverse MixPad mixers zijn vergelijkbaar in gebruik en zijn ongeveer op dezelfde manier opgebouwd.
Onderstaande beschrijvingen en afbeeldingen zijn mogelijk niet toepasbaar of aanwezig op uw model. Houd
de verschillende secties van de mixer naast uw exemplaar zodat u kunt controleren of bepaalde features op
uw model aanwezig zijn en hoe u deze kunt gebruiken voor optimaal resultaat.
Monokanaal
Het monokanaal van een PA-mixer wordt normaliter gebruikt voor standaard microfoonsignalen of eventueel
voor mono lijnsignalen. In de praktijk worden meestal enkel stereo lijnsignalen gebruikt tenzij dit niet anders
kan.
Een compleet monokanaal met al zijn bedieningselementen wordt een 'channelstrip' genoemd. Afhankelijk
van het model van uw mixer heeft u meerdere monokanalen tot uw beschikking die de volgende functies
hebben:
Mic: Microfooningang, met een 3-pins XLR aansluiting voor het aansluiten van een
microfoon.
Line in: Indien u een lijnsignaal wenst aan te sluiten op het monokanaal, gebruik dan de
6.35 mm TRS jack aansluiting, die gebalanceerd of ongebalanceerd mag zijn.
Trim: Met de 'trim'-knop kan de versterking van het ingangssignaal van het kanaal worden
bepaald. De trimknop dient volledig naar links gedraaid te zijn bij het aansluiten van een
ingang. Vervolgens kan het signaal worden versterkt door langzaam naar rechts te draaien
tot het CLIP-niveau wordt bereikt. Dat is het niveau dat het dynamische bereik van het
signaal begrenst. Wordt dit niveau overschreden, ook wel 'clippen' genoemd, gaat het geluid
kraken. Als het CLIP niveau is bereikt, wat aangegeven wordt door de CLIP led indicator (zie
'CLIP LED'), dient de trim teruggedraaid te worden tot het signaal niet meer 'clipt'. Het beste
is om het signaal wat verder terug te draaien om ruimte over te houden voor mogelijke
dynamische verschillen of pieken in het signaal. Deze ruimte heet 'headroom'. De praktijk
zal uitwijzen wat voor uw situatie de beste instelling is. Bij bronnen zoals microfoons en
onervaren sprekers of vocalisten kan het signaal behoorlijk fluctueren, en is het mogelijk
nodig de trim verder terug te draaien om stevige signaalpieken op te kunnen vangen zonder
dat het signaal gaat clippen.
EQ: De monokanalen zijn allemaal voorzien van een 3-bands equalizerfunctie. Deze
bevatten knoppen om controle te krijgen over de balans tussen hoog, midden en laag. Op
12 kHz, 2,5 kHz en 80 Hz kunnen klanken geboost of gedempt worden met waardes tussen
+ 15 en -15 dB. Dit kan van pas komen wanneer u bijvoorbeeld stemgeluid meer wilt
accentueren met hoge tonen.
Low cut: Voor bepaalde signaalbronnen zoals zang- of spraakmicrofoons kan het
onwenselijk zijn om frequenties te verwerken die lager dan 75 Hz zijn. Met de Low Cut
functie ingeschakeld wordt alles onder de 75 Hz wat door de signaalbron wordt
doorgegeven, met 18 dB/oct gedempt. Visueel gezien betekent dit een aflopende lijn waarbij
hoe lager de frequentie wordt, hoe minder informatie er van in het signaal overblijft.
Let op: Low cut is niet op alle modellen beschikbaar.
FX: Sommige mixers zijn voorzien van een ingebouwde effectenmodule, en alle mixers
hebben de mogelijkheid om externe randapparatuur aan te sluiten zoals effectapparatuur.
Met de FX-knop kan de mate van het kanaal op het effect ingesteld worden. Dit kan handig
zijn om bijvoorbeeld een klein beetje galm toe te voegen op de stem van een vocalist. Meer
uitleg over de effectenfunctie volgt verderop in deze handleiding.
Hoe verder de knop naar rechts wordt gedraaid, hoe meer klank van het kanaal naar de
effectenmodule of naar de output gestuurd wordt. Deze heeft een 0 dB markering waarbij
De informatie in deze gebruiksaanwijzing kan gewijzigd worden zonder verdere notificatie.
Versie: 1.0
Aanmaakdatum en initialen auteur: 04-12-2018 RV
Revisiedatum en initialen auteur: -

Advertenties

loading