9
Veelgestelde vragen
In dit hoofdstuk vindt u veelgestelde vragen en
voorstellen om de problemen op te lossen.
Aansluiting/verbinding
De handset schakelt niet in.
•
Batterijen opladen: Plaats de handset in het
basisstation/de oplader. Na enkele minuten
schakelt de handset in.
•
Controleer de steekverbindingen van het
basisstation/de oplader.
•
GEBRUIK UITSLUITEND
OPLAADBARE BATTERIJEN.
De telefoon functioneert niet.
•
Controleer de aansluiting van het
telefoonsnoer en de netkabel.
•
Controleer of de batterijen correct zijn
geplaatst en zijn opgeladen.
•
Bij een stroomuitval kan de telefoon niet
worden gebruikt.
De verbinding wordt verbroken.
•
Laad de batterijen op.
•
Verklein de afstand tussen basisstation en
handset.
Slechte geluidskwaliteit.
•
Verklein de afstand tussen basisstation en
handset.
•
Tussen het basisstation en andere
elektrische apparaten moet een
minimumafstand van één meter in acht
worden genomen.
Geen kiestoon.
•
Controleer de steekverbindingen.Voer een
reset uit: trek de stekker uit het stopcontact
en sluit deze weer aan.
•
Laad de batterijen ten minste 24 uur op.
•
Verklein de afstand tussen basisstation en
handset.
•
Gebruik uitsluitend het bijgeleverde
telefoonsnoer.
Veelgestelde vragen
•
Sluit de telefoonadapter (indien nodig) op
het telefoonsnoer aan.
Het symbool
knippert kort nadat de
batterijen werden opgeladen.
•
Verklein de afstand tussen basisstation en
handset.
•
Controleer de laadstatus van de batterijen.
•
Meld de handset op het basisstation aan.
Het symbool
•
Plaats nieuwe batterijen (gebruik uitsluitend
OPLAADBARE batterijen).
In gebruik nemen
De nummerweergave functioneert niet.
•
De nummerweergave moet bij de
netwerkaanbieder worden aangevraagd.
•
Wacht, alvorens het gesprek aan te nemen,
totdat de beltoon van de telefoon ten
minste eenmaal heeft geklonken.
Tweede gesprek kan niet worden
aangenomen.
•
Deze functie moet bij de netwerkaanbieder
worden aangevraagd; flashsignaalduur
controleren/instellen.
Het display van de handset geeft niets
aan.
•
Trek de netkabel uit het basisstation en sluit
deze weer aan en meld de handset aan (zie
hoofdstuk 5.7.6).
•
Controleer of de batterijen correct in het
batterijvakje zijn geplaatst.
•
Neem de batterijen uit het vakje en plaats
ze weer terug.
•
Controleer of de batterijen zijn opgeladen.
wordt weergegeven.
41