Montagehandleiding en gebruiksaanwijzing zandfilterinstallatie
3. REGELMATIG SPOELEN
Voer eenmaal per week een filterreiniging
(spoeling) uit.
Om het tijdstip van de filterreiniging "SPÜLEN"
exact te kunnen bepalen, adviseren wij het gebruik
van een drukmanometer (behoort pas vanaf SF 152
standaard tot de levering). De druk bij installaties
met manometer kan op de manometer worden afge-
lezen. Wanneer de druk met 0,3 bar toeneemt (max.
0,6 bar), dan moet een spoeling volgen. Geadvi-
seerd wordt, wekelijks te spoelen ook wanneer deze
waarde niet wordt bereikt. Zo blijft het filterzand los
en gaat niet verkleven. Voor de filterinstallaties SF
128 tot SF 142 kunt u de drukmanometer afzonder-
lijk bijkopen (artikelnr. 59252960060). Neem
hiervoor indien nodig contact op met uw dealer.
Opgelet: na het spoelen het
verlaagde waterpeil aanvullen met
schoon water!
3.1 SPOELEN
Het 6-weg ventiel (1) op "SPÜLEN" zetten.
De filterinstallatie inschakelen. Wanneer schoon
water wordt getransporteerd, dan is het spoelen
beëindigd, hetgeen in het uiterste geval circa 3
minuten moet duren.
Het 6-wegventiel (1) op "FILTERN" of
"NACHSPÜLEN" zetten (eerst voedingsspanning
uitschakelen)
3.2 NASPOELEN
Het 6-weg ventiel (1) biedt de extra mogelijkheid,
delen van het restvuil na het terugspoelen niet naar
het bassin, maar naar de riolering af te voeren.
Voor deze procedure moet het 6-weg ventiel (1)
op "NACHSPÜLEN" worden gezet. Filterinstallatie
maximaal 30 seconden inschakelen, daarna het
6-weg ventiel (1) weer op "FILTERN" zetten.
4. ONDERHOUDSWERKZAAMHEDEN
4.1 ONDERHOUD VAN HET FILTERRES-
ERVOIR
Wanneer de installatie onder het niveau van
de waterspiegel staat, dan moeten bij onder-
houdswerkzaamheden de afsluiters worden
gesloten en na beëindiging van de onder-
houdswerkzaamheden weer worden geopend.
Eenmaal per jaar moet het vulniveau en de kwaliteit
van het kwartszand worden gecontroleerd. Het zand
moet losjes door de vingers stromen! Bij kluitvor-
ming moet het kwartszand volledig worden vervan-
gen. Zie paragraaf "Vullen 2.2".
4.2 ONDERHOUD VAN DE
CIRCULATIEPOMP
Pomp (10) uitschakelen, 6-weg ventiel (1) op
"GESCHLOSSEN" instellen. Let op punt 1.1.2! Fil-
terkorf uit het voorfilter nemen en reinigen. Pomp (1)
niet gebruiken zonder vuilzeef. In de winter geheel
leegmaken en vorstvrij opslaan. Bovendien af en
toe de motoras draaien, teneinde vastzitten door
kalkafzettingen te voorkomen.
4.2.1 VOORFILTER
Het in de pomp (10) ingebouwde voorfilter
moet afhankelijk van de vervuilingsgraad af en
toe worden gereinigd.
4.2.2 LAGERS
De beide motorlagers zijn zelfsmerend en
hebben geen onderhoud nodig.
4.2.3 ASAFDICHTING
De as is van een glijringafdichting voorzien,
welke na langere tijd lek kan raken. Deze moet
door een vakman worden vervangen.
4.2.5 MOTOR
Geen bijzonder onderhoud nodig.
4.2.6 ONDERHOUD VAN HET 6-WEG VENTIEL (1)
Dit ventiel is onderhoudsvrij, maar het is wel
belangrijk, dat voor het omschakelen altijd
eerst de pomp wordt uitgeschakeld.
17