8.12 Temperatuur tijdens ventileren (raam-open-temperatuur) instellen "WOT"
In dit menu-item kunt u de temperatuur voor de afzonderlijke sensoren instellen, op welke na
detectie van een open raam geregeld zal worden.
Kies de speciale functie "WOT" en bevestig met de OK-toets.
Op het display verschijnt het nummer van de sensor voor welke de raam-open-temperatuur
verandert zal worden, het symbool voor een open raam en de ingestelde raam-open-
temperatuur.
Selecteer eerst m.b.v. het instelwiel de gewenste sensor en bevestig met de OK-toets. Stel
nu de gewenste temperatuur in voor de raam-open-temperatuur van de geselecteerde
sensor.
8.13 Positie bij storingen aan de ventielaandrijving instellen "EPO"
Als de batterijen van een ventielaandrijving bijna leeg zijn of vanwege problemen met de
transmissie naar de kamerthermostaat, gaat de ventielaandrijving op de ingestelde
storingspositie en verblijft op deze positie totdat de storing verholpen is.
Met de speciale functie "EPO" kunt u de positie voor elke ventielaandrijving afzonderlijk
instellen.
Kies de speciale functie "EPO" en bevestig met de OK-toets.
Selecteer m.b.v. het instelwiel de gewenste ventielaandrijving en bevestig met de OK-toets.
Met het instelwiel selecteert u de gewenste positie, die bij een probleem ingenomen zal
worden (0-99%). Bevestig uw invoer met de OK-toets.
8.14 Resetten naar de fabriekstoestand "RES"
Met deze speciale functie kunt u de kamerthermostaat terugzetten op de fabriekstoestand.
Kies hiertoe de speciale functie "RES" en bevestig met de OK-toets.
Het apparaat wordt teruggezet op de fabrieksinstellingen. Vervolgens wordt de
ingebruikneming uitgevoerd zoals in hoofdstuk "Ingebruikneming" beschreven.
19