Machine Translated by Google
6. Schakel de stroom in en test de sensor.
7. Stel de parameters in en test de sensor.
LUX - Lichtintensiteitsinstelling Deze
instelling bepaalt de lichtintensiteit waarbij het apparaat stopt met het detecteren van beweging in de stand-bymodus. Dit voorkomt ongewenst inschakelen van de verlichting overdag. De verlichtingstijd wordt ingesteld met de "LUX"-
draaiknop, die u zo ver mogelijk met de klok mee moet draaien en moet wachten tot de schemering. Wanneer het begint te dimmen, past u de verlichtingstijd aan door aan de "LUX"-knop te draaien totdat het licht aangaat.
TIME - Instellen van de verlichtingstijd Met de
draaiknop kunt u bepalen hoe lang het apparaat wordt bediend als de sensor geactiveerd is. De verlichtingstijd wordt geteld vanaf het moment dat er beweging wordt gedetecteerd tot het moment dat deze wordt uitgeschakeld.
Draai de TIME-knoppen en LUX-knoppen linksom.
Wanneer de stroom wordt ingeschakeld, voert de sensor een kalibratie uit. Na ongeveer 30 seconden wordt de sensor ingeschakeld en als hij binnen 5-30 seconden geen beweging detecteert, wordt hij automatisch uitgeschakeld. Als er
beweging wordt gedetecteerd binnen het detectiegebied, werkt de sensor naar behoren.
Na 5-10 seconden na de eerste detectie is de sensor klaar voor gebruik. Als de sensor geen beweging detecteert, stopt de belasting binnen 5-15 seconden.
Let op: Draai bij het testen van het apparaat bij daglicht de LUX-knop naar de stand (ZON), anders werkt de sensor niet goed!
De belasting werkt niet: a.
Controleer de voeding en aansluiting van de ontvanger. B. Controleer de ontvanger. C.
Controleer de sensorinstellingen en de instellingen voor de intensiteit van het omgevingslicht.
Slechte gevoeligheid: een.
Controleer of er zich geen apparaten voor de sensor bevinden die de ontvangen signalen kunnen storen. B. Controleer de
omgevingstemperatuur. C. Controleer of het te detecteren object zich in het detectiegebied bevindt. d.w.z. Controleer de hoogte van de
installatie.
De sensor kan de belasting niet automatisch uitschakelen : Er
zijn continue bewegingssignalen in het detectiegebied. B. Controleer of de
tijdvertraging niet op de langste waarde is ingesteld. C. Controleer of de voeding in overeenstemming is
met de gebruikershandleiding. d.w.z. Controleer of de sensor niet in de buurt van een airconditioner of cv-
installatie enz. is geïnstalleerd.
Onderhoud moet worden uitgevoerd terwijl de stroom is uitgeschakeld.
Reinig alleen met fijne en droge stoffen.
Gebruik geen chemische reinigingsmiddelen.
Bedek het product niet.
Zorg voor onbelemmerde luchttoegang.
FR
De sensor wordt gebruikt om verlichting of andere elektrische apparaten automatisch aan te sturen wanneer er beweging wordt gedetecteerd. De ontvanger (verlichting) wordt geactiveerd door een PIR (passief infrarood) bewegingssensor.
Hiermee kan verlichting worden ingeschakeld wanneer het warmtegenererende object binnen het gezichtsveld van de sensor beweegt. De verlichting blijft aan zolang de sensor beweging in het gezichtsveld waarneemt. Als er binnen de
ingestelde tijd geen beweging wordt gedetecteerd, gaat de verlichting of andere aangesloten elektrische apparatuur automatisch uit.
Bij de keuze van de plaats van installatie moet rekening worden gehouden met de volgende
criteria: - bereikhoek van de sensor, - de sensor mag niet gericht zijn op een plaats waar bewegingen
van dieren kunnen worden waargenomen, - de sensor mag niet gericht zijn op door licht verlichte (witte) voorwerpen of
voorwerpen die een warmtebron zijn, aangezien deze de goede werking van de sensor kunnen beïnvloeden, - niet installeren in de buurt van sterke elektromagnetische interferentiebronnen, - ervoor zorgen dat
de elektrische kabels de juiste stroombeveiliging hebben, bijvoorbeeld geschikte stroomonderbrekers of andere apparaten die de voeding onderbreken bij overbelasting, - vervuiling van de sensoroptiek vermindert
het bereik en de gevoeligheid van de detectie van beweging - als het temperatuurverschil tussen het bewegende object en de omgeving niet groot is (bijvoorbeeld in de zomer), kan de sensor later reageren en zal zijn
bewegingsdetectiebereik afnemen.
1. Schakel de stroom uit.
2. Controleer de stroomloze toestand van de kabels met een geschikt instrument.
3. Koppel de montagesokkel los van de sensor (door deze iets naar links te draaien) en boor de juiste gaten.
4. Bevestig de voet stevig aan het plafond.
5. Sluit alle elektrische draden aan op het sensorklemmenblok volgens het bedradingsschema.
6. Schakel het apparaat in.
7. Pas de instellingen aan en test de sensor.
LUX - instelling lichtintensiteit Deze
parameter bepaalt de lichtintensiteit waarbij het apparaat geen beweging meer detecteert en in stand-by blijft. Dit beveiligt overdag tegen ongewenst inschakelen van de verlichting. De verlichtingstijd wordt ingesteld met de knop "LUX".
Draai het zo ver mogelijk met de klok mee en wacht op de schemering. Pas als het donker begint te worden de verlichtingstijd aan door aan de LUX-knop te draaien totdat het licht aangaat.
TIME - instelling verlichtingstijd Met de
knop kunt u instellen hoe lang het apparaat blijft werken nadat de sensor is geactiveerd. De verlichtingstijd wordt geteld vanaf het moment van bewegingsdetectie tot het moment van uitdoving.
Draai de TIME- en LUX-knoppen linksom.
Na het inschakelen gaat de sensor naar de kalibratiestatus. Na ongeveer 30 seconden wordt de sensor ingeschakeld en als hij binnen 5-30 seconden geen beweging detecteert, wordt hij automatisch uitgeschakeld. Wanneer beweging wordt
gedetecteerd in het detectieveld, begint de sensor goed te werken. 5 tot 10 seconden na de eerste detectie is de melder bedrijfsklaar. Als de sensor geen beweging detecteert, gaat het licht na 5-15 seconden uit.
Let op: Draai bij het testen van het apparaat bij daglicht de LUX-knop naar de stand (ZON), anders werkt de sensor niet goed!
Opladen werkt niet: a. Controleer
of de voeding en de ontvanger zijn aangesloten. B. Controleer de
ontvanger. tegen Controleer de instellingen van de sensor en het
omgevingslicht.
Slechte gevoeligheid:
een. Controleer of er zich apparaten voor de sensor bevinden die de ontvangen signalen kunnen storen. B.
Controleer de omgevingstemperatuur. tegen Controleer of het gedetecteerde object zich binnen het
detectieveld bevindt d. Controleer de montagehoogte.
TEST
ENKELE PROBLEMEN EN HUN OPLOSSINGEN
VEILIGHEID EN ONDERHOUD
KENMERK
ALGEMENE INFORMATIE
MONTAGE
TEST
PROBLEMEN EN OPLOSSINGEN
5
Instructies voor gebruik en montage