4. Uitgang ketelbesturing
De uitgang van de ketelregeling wordt ondersteund door een
relais met potentiaalvrije contacten (uitgang NO / COM / NC).
De ketel moet worden aangesloten op de COM-NO of COM-NC
contacten. Het is een typisch tweestandenrelais. In de meeste
gevallen wordt de NC-terminal niet gebruikt. Als de
thermostaten die zijn aangesloten op de bedradingscentrale
een signaal voor verwarming sturen, activeren de
uitgangscontacten van de KETEL het relais met een vertraging
van 3 minuten, waardoor de ketel kan worden ingeschakeld. De
ketel wordt onmiddellijk uitgeschakeld, wanneer geen van de
zones een signaal voor verwarming stuurt.
5. Thermostaat aansluitingen
a. 230V thermostaat aansluiting (met COM/NO voltvrij contact) b.v E10 thermostat
b. Aansluiting van batterij AAN/UIT thermostaat (met voltvrij CON/NO contact b.v. E901
c. 230V Thermostaat aansluiting (met SL230V)
6. Actuator aansluiting (230V AC)
Actuatorenbedrading moeten in de insteekbare klemmen van de respectievelijke zones worden gestoken. De
maximale stroombelasting voor elke zone is ontworpen om maximaal 6 actuatoren met elk een vermogen van 2W
te verwerken. Met meer actuatoren in één zone, moet een extra relais worden gebruikt om ervoor te zorgen dat de
output van de actuatoren niet wordt overbelast.
Wanneer de aandrijving geen stroom heeft, is
deze gesloten. Zodra de actuator stroom
krijgt, zal de actuator open gaan
Ketel AAN/UIT contacten
(Aansluiten volgens
Handleiding ketel.
Zodra de ketelbesturing
geactiveerd wordt, zal het
LED status lampje groen
gaan branden
L
230V Fase
N
Nul
SL1...SL8
230V besturingssignaal
SL
Uitgang Thermostaaat signaal 230V
Let op: Afhankelijk van de
verwarmingstoestand van de
thermostaat kan er 230 V AC
op de uitgang van de
aandrijving verschijnen.