Inhoudsopgave
Advertenties
Zorg ervoor dat het voedingssnoer zich achteraan bevindt, weg van de ketting en het hout
en dat het zo gelegd is dat het tijdens het zagen niet door takken of vergelijkbare
voorwerpen kan gegrepen worden.
Gebruik de machine enkel met een stabiele houding. Hou de machine langs de
rechterkant van uw lichaam (Fig. 21).
De zaagketting (4) moet op volledige snelheid draaien vóór ze met het hout contact
maakt. Gebruik de klauwaanslag (22) om de machine op het hout vast te zetten vóór u
begint te zagen en gebruik het als een kantelpunt tijdens het zagen (Fig. 22).
Zet de klauwaanslag op een lager punt wanneer u dikke stammen zaagt door de machine
lichtjes achteruit te trekken tot de tanden loslaten en ze dan op een lagere plek te zetten
om verder te gaan met zagen. Haal de machine niet volledig uit het hout.
Forceer de zaag tijdens het werken niet, laat de machine haar werk doen en gebruik de
klauwaanslag om een minimale druk uit te oefenen.
Gebruik de machine niet met volledig gestrekte armen en probeer niet om te zagen op
een ladder of op plekken die moeilijk bereikbaar zijn. Gebruik de machine nooit boven
schouderhoogte (Fig. 23).
Een optimaal zaagresultaat wordt bereikt wanneer de kettingsnelheid constant blijft tijdens
het zagen.
Wees voorzichtig wanneer u aan het einde van de zaagsnede komt. Het gewicht van de
machine kan plots veranderen als ze doorheen het hout gezaagd heeft. Dit kan
ongelukken aan benen en voeten veroorzaken. Haal altijd de machine uit de houtsnede
terwijl ze nog draait.
10 ALGEMENE ZAAGINSTRUCTIES
10.1
Een boom vellen
Wanneer doorzaag- en velbewerkingen gelijktijdig worden uitgevoerd door twee of meer
personen, moeten de velbewerkingen zich op een afstand van de doorzaagwerken
bevinden van minimaal twee maal de lengte van de te vellen boom. Bomen mogen niet
geveld worden op een manier die iemand in gevaar zou kunnen brengen, een leiding van
een nutsmaatschappij zou kunnen raken of schade aan een eigendom zou kunnen
toebrengen. Wanneer de boom contact maakt met een nutsleiding, moet de betreffende
maatschappij hiervan onmiddellijk op de hoogte gebracht worden.
De operator van de machine moet altijd aan de bovenkant van hellend terrein blijven
omdat de boom na het vellen van de helling kan gaan rollen of schuiven.
Vóór het starten met zagen moet een ontsnappingspad gepland en vrijgemaakt worden.
Het ontsnappingspad moet zich achterwaarts en diagonaal t.o.v. de verwachte vallijn
uitstrekken (Fig. 24).
Neem vóór het vellen de natuurlijke helling van de boom, de plaats van de grotere takken
en de windrichting in overweging om te oordelen in welke richting de boom zal vallen.
Verwijder vuil, stenen, schors, nagels, nieten en draden van de boom.
10.1.1
Onderste kerfsnede
Maak de kerf (Fig. 25B) ongeveer 1/3 van de diameter van de boom diep, loodrecht op de
valrichting (Fig. 25). Maak de onderste, horizontale kerfsnede eerst. Dit voorkomt dat de
zaagketting of het zwaard klem komt te zitten bij het maken van de tweede kerfsnede.
Copyright © 2015 VARO
POWXQG4040
P a g i n a
| 14
NL
www.varo.com
Advertenties
Inhoudsopgave
