Apparaatinstellingen
nl
2
Apparaatinstellingen
K inderslot
A p p a r a a t i n s t e l l i n g e n
Met de activering van de de
kinderbeveiliging voorkomt u het per
ongeluk bedienen van het
bedieningspaneel.
Kinderbeveiliging activeren/
deactiveren:
Kinderbeveiliging 3 sec. gedurende
■
3 seconden indrukken.
De kinderbeveiliging blijft
Aanwijzing:
ook na het uitschakelen van het
apparaat geactiveerd. Om het
bedieningspaneel na het inschakelen te
kunnen bedienen, moet u de
kinderbeveiliging deactiveren.
Instelmodus activeren
Om de volgende instellingen uit te
voeren, moet u eerst de instelmodus
activeren. Hierbij geldt volgende
toewijzing van de programmakiezer:
1
Instelmodus activeren
2
Instelmodus activeren en volume
van de instructiesignalen
3
Volume van de toetssignalen
4
automatisch uitschakelen
18
Apparaat inschakelen.
1.
Programmakiezer op positie 1
2.
draaien.
Op Wijzig droogtegraad drukken
3.
en tegelijk de programmakiezer op
positie 2 draaien.
Wijzig droogtegraad loslaten.
4.
De instelmodus is geactiveerd.
Signaalvolume wijzigen
Het signaalvolume voor de
instructiesignalen (bijv. programma-
einde) en de toetssignalen kunt u op de
volgende posities van de draaiknop
wijzigen:
2: volume voor de instructiesignalen
■
3: volume voor de toetssignalen
■
Instelmodus activeren.
1.
Programmakiezer op de gewenste
2.
positie draaien.
Met Klaar in + of - het gewenste
3.
volume instellen (0=uit tot 4=zeer
luid).