Lichtmanagement
Elektronische stuureenheid
o
Wanneer meerdere installatieautomaten gevaarlijke spanningen aan het apparaat of de
last leveren, de installatieautomaten koppelen of met een waarschuwing zodanig belette-
ren, dat vrijschakelen is gewaarborgd.
o
Apparaat in apparatuurdoos monteren, aansluitklemmen moeten onderaan liggen.
o
Basislichtsterkte instellen (afbeelding 5).
o
Frame en centraalplaat monteren.
o
Instelknop opsteken.
5.2 Inbedrijfname
Basislichtsterkte instellen
De basislichtsterkte kan zo nodig ook door een elektromonteur worden ingesteld.
Apparaat is als boven beschreven aangesloten en in apparaatdoos gemonteerd. Frame, cen-
traalplaat en instelknop zijn niet gemonteerd.
GEVAAR!
Elektrische schok bij aanraken van onderdelen die onder spanning staan.
Elektrische schokken kunnen dodelijk letsel tot gevolg hebben.
Voor het instellen van de basislichtsterkte uitsluitend geïsoleerd gereedschap
gebruiken! Spanningvoerende delen in de omgeving afdekken.
o
Netspanning inschakelen.
o
Verlichting inschakelen door op de draaias te drukken en naar links op minimum lichtsterk-
te te draaien.
o
Basishelderheid door verdraaien van de insteller (7) instellen (afbeelding 1). De basishel-
derheid moet zodanig worden ingesteld, dat bij linksaanslag van de instelknop de aange-
sloten lampen nog zichtbaar branden.
6 Bijlage
6.1 Technische gegevens
Omgevingstemperatuur
Stuurspanning
Stuurstroom
Schakelstroom bij AC230/240V~ Ohms
Art.-Nr.: 240-10
Art.-Nr.: 240-31
Schakelstroom bij AC230/240V~ capacitief
Art.-Nr.: 240-10
Art.-Nr.: 240-31
Aansluiting
massief
Fijnzekering
6.2 Garantie
Technische en formele veranderingen aan het product, voor zover deze de technische vooruit-
gang dienen, zijn voorbehouden.
Wij bieden garantie in het kader van de wettelijke bepalingen.
Verzendt het apparaat s.v.p. vrij van porto met een beschrijving van de fout aan onze centrale
klantenservice.
32540753
J:0082540753
5/6
+5 ... +25 °C
0.7 V ... 12 V
max. 50 mA
6 A
2 A
6 A (70µF)
—
max. 4 mm²
F 500 H 250
29.06.2012