Inhoudsopgave
Advertenties
DS7080i
Als de bovenkant van uw slaapkamerdeur zeer warm aanvoelt, open deze NIET. Het is hoogst
waarschijnlijk dat aan de andere kant van de deur vuur, ondraaglijke hitte of giftige gassen
aanwezig zijn. Roep naar alle bewoners hun slaapkamerdeuren dicht te houden en verlaat de
kamer via de alternatieve route.
Als de bovenkant van uw slaapkamerdeur niet warm aanvoelt, blokkeer dan de onderkant van
de deur met uw voet en de bovenkant met één hand en open daarna voorzichtig de deur.
Wees erop voorbereid om de deur terug dicht te slaan als U druk tegen de deur voelt of als er
hete lucht naar binnen stroomt.
Als er geen tekenen van grote hitte of druk zijn, verlaat dan de slaapkamer en sluit de deur
achter U. Roep de nodige instructies naar alle bewoners en verlaat onmiddellijk het huis via
de geplande route. Als er dikke rook aanwezig is, kruip dan op handen en voeten om beneden
de dikste rook te blijven.
Raadgevingen bij de installatie
Eén van de meest critische factoren in een brandalarmsysteem is een correcte plaatsing van de
detectoren.
Wat volgt zijn enkele algemene regels :
Branddetectoren mogen nooit gemonteerd worden op "dode lucht"-plaatsen of dicht van
ventilatieopeningen of climatisatie-openingen.
luchtverplaatsing de rook de detector nooit kan bereiken. De meest geschikte plaats voor een
branddetector is vlak naast een ventilatieopening die lucht naar binnen zuigt.
Vermijd ruimtes waar normalerwijze rook aanwezig kan zijn zoals keukens, garages of open
haarden.
Installeer nooit branddetectoren in ruimtes waar de normale omgevingstemperatuur hoger is
dan 38°C of lager dan 0°C.
Vermijd ruimtes met een hoge vochtheidsgraad of waar zich veel stof bevindt.
Een detector die aan het plafond gemonteerd wordt, moet altijd minstens 10 cm van de muur
verwijderd zijn.
Een detector op de muur, moet altijd minstens 10 tot 30 cm lager dan het plafond gemonteerd
worden.
Voor meer informatie, zie de installatiehandleiding die bij de branddetector geleverd wordt.
3.19 Gebruikerscodes
Algemene informatie
Bij het programmeren van gebruikerscodes, kan het nuttig zijn om de volgende termen goed te
kennen :
PIN : Persoonlijk Identificatie Nummer. Dit is de code van 4 of 6 cijfers die een gebruiker op
het klavier moet ingeven om toegang tot het systeem te krijgen. Een PIN-code kan aan elk
gebruikersnummer 001-015 toegekend worden.
Partitie : Dit is de groep zones waartoe de gebruiker toegang heeft. U kunt partitie 1, 2 of
beide selecteren.
Gebruikersnummer : Dit is het nummer dat iedere persoon die het systeem gebruikt,
identificeert. Er zijn 15 gebruikersnummers beschikbaar (001-015).
Autoriteitsniveau : Dit nummer bepaalt welke functies elke gebruiker kan uitvoeren.
GHNRDS7080i(V2+)RB
(V2+)
Handleiding voor de Gebruiker
Het kan immers gebeuren dat door de
P. 14
Advertenties
Inhoudsopgave
