Overdrukmeting
▷ 1 of 2 = aansluiting voor overdruk (+).
▷ Indien aansluiting 2 wordt gebruikt, aansluiting 1
afsluiten.
▷ 3 of 4 = blijft open om de bovenruimte van het
membraan te beluchten.
Onderdrukmeting
▷ 3 of 4 = aansluiting voor onderdruk (-).
▷ 1 of 2 = blijft open om de bovenruimte van het
membraan te beluchten.
Drukverschilmeting
▷ 1 of 2 = aansluiting voor de hogere overdruk of
lagere onderdruk (+).
▷ 3 of 4 = aansluiting voor de lagere overdruk of
hogere onderdruk (-).
Niet gebruikte aansluitingen afsluiten.
Bedraden
▷ Als de DL..G ooit een spanning van > 24 V en
een stroom van > 0,1 A geschakeld heeft, is
de gouden laag op de contacten weggebrand.
Daarna kan het apparaat alleen nog maar voor
dat vermogen of voor hogere vermogens worden
gebruikt.
▷ De drukschakelaar DL kan worden gebruikt in
de zones 1 (21) en 2 (22) op plaatsen met ex-
plosiegevaar, wanneer in het veilige gedeelte
een scheidingsversterker als Ex-i-hulpmiddel
conform EN 60079-11 (VDE 0170-7):2012 is
voorgeschakeld.
▷ DL als "eenvoudig elektrisch hulpmiddel" con-
form EN 60079-11:2012 voldoet aan tempera-
tuurklasse T6, groep II. De interne inductiviteit/
capaciteit bedraagt Li = 0,2 μH/Ci = 8 pF.
OPGELET
Om ervoor te zorgen dat de DL tijdens bedrijf niet
beschadigd raakt, het schakelvermogen in acht
nemen, zie pagina 5 (Technische gegevens).
▷ Bij kleine schakelvermogens zoals bijvoorbeeld
bij 24 V, 8 mA, in silicone- of oliehoudende lucht
wordt de inzet van een RC-element (22 Ω, 1 μF)
aanbevolen.
C = 1 µF
1 Installatie spanningsvrij maken.
2
5
M16 x 1,5:
ø 4–10 mm
▷ De contacten en gaan bij stijgende druk dicht.
De contacten 1 en gaan bij dalende druk dicht.
L1
3
COM
2
NO
Instellen
▷ Het schakelpunt is door middel van het handwiel
instelbaar.
1 Installatie spanningsvrij maken.
Het deksel van de behuizing losdraaien, zie pa-
gina 5 (Technische gegevens).
Ohmmeter aansluiten.
NO
COM
2
3
NC
NO
1
COM
2
3
NC
1
4 Het schakelpunt met het handwiel instellen.
5 Manometer aansluiten.
0
0
1 cm = 1 mbar
1 cm = 1 mbar
6 Druk opbouwen. Daarbij het schakelpunt op de
ohmmeter en de manometer controleren.
NL-3
NO
COM
2
NC
3
1
3
4
6
7
1
2
NC
NO
1
NC
1
3
2
NC
COM
NO
1
3
2
NC
COM
NO
3
COM