3
22 |
Bedrading
Richtlijnen voor de bekabeling
Let op:
•
Maak geen scherpe knikken in de kabels
•
Zorg bij de plaatsing van de kabels dat er geen water in de connectoren kan lopen
•
Plaats de kabels niet direct naast de radar, de zender of naast grote of hoogspanningskabels
en kabels met een hoog frequentiesignaal
•
Plaats de kabels niet op locaties waar ze mechanische systemen belemmeren
•
Kabels leggen over scherpe randen of klevende oppervlakken
Doe dit wel:
•
Maak druipwater- en servicelussen
•
Gebruik kabelbinders bij alle kabels om ze op hun plaat te houden
•
Soldeer/krimp en isoleer alle kabelaansluitingen wanneer u kabels verlengt of inkort
•
Zorg ervoor dat u de juiste draaddiameter gebruikt
•
Verbind kabels op een zo hoog mogelijke plek om de kans op onderdompeling te
minimaliseren
•
Laat ruimte vrij rondom connectoren om het plaatsen en verwijderen van kabels makkelijker
te maken
•
Controleer of de isolatie van de voedingskabels niet beschadigd is
! Waarschuwing:
Schakel de stroom uit voor u met de installatie begint. Als de stroom
ingeschakeld blijft tijdens de installatie bestaat het risico van brand, elektrische schokken of
andere ernstige verwondingen. Zorg dat het voltage van de stroomvoorziening compatibel
is met dat van de unit.
! Waarschuwing:
De positieve voedingsdraad (rood) moet altijd met (+) DC worden
verbonden met een zekering of een stroomonderbreker (die zo dicht mogelijk bij de
stroomsterkte van de zekering komt).
Bedrading
|Ghost serie Installatiehandleiding