Download Print deze pagina

Bruder Mannesmann Werkzeuge 99991 Handleiding pagina 2

Advertenties

Displayinformatie
8. Aangeven van de opgeslagen referentiewaarde
9. Batterijcontrole
10. Lopende metingen
11. Maateenheid ° F (Fahrenheit)
12. Maateenheid °C (Celsius)
13. Actuele meetwaarde
14. Keuze van het toegestane temperatuurverschil
bij referentiemeting
Inschakelen
Druk om de thermometer in te schakelen even op
de meettoets (3).
De display (4) schakelt in en u hoort een korte
signaaltoon.
Dan is de thermometer bedrijfsklaar.
Uitschakelen
Druk om uit te schakelen de toets ° F/° C-SET(5)
en houd die ca. 4-5 sec. ingedrukt.
De display (4) verdwijnt en u hoort twee korte
signaaltonen.
Als het display niet wordt gebruikt schakelt de
achtergrondbelichting van de display na 15 sec.
uit, na nog eens 45 sec. schakelt de thermometer
automatisch uit.
Het vastleggen van de maateenheid
(° F of ° C)
Na het inschakelen van de thermometer wordt in de
display automatisch „° C" (° Celsius") aangegeven.
Om naar „° Fahrenheit" (° F) over te schakelen de
toets ° F/° C-SET (5) indrukken.
Door opnieuw op de toets °F/° C-SET (5) te
drukken schakelt u weer over op °Celsius (° C)
Het meten van de temperatuur
Schakel de thermometer in door op de meettoets
(3) te drukken en richt de laserpunt zo loodrecht
mogelijk op het te meten object.
Tijdens het meten verschijnt in de display de
mededeling „SCAN".
Na het loslaten van de meettoets (3) wordt de als
laatste gemeten temperatuur aangegeven.
De aangegeven temperatuur is de
doorsneetemperatuur van het gemeten
oppervlak. Door de kegelvormige uitbreiding van
de infraroodstraal verandert de omvang van het
meetoppervlak (S) in verhouding 8:1 tot de
meetafstand (D). Voorbeeld: bij een afstand van
80 cm tot het meetobject heeft het
meetoppervlak een doorsnee van 10 cm.
Let erop dat het meetobject groter moet zijn dan
het meetoppervlak. Kies daarom altijd een zo
gering mogelijke afstand van de thermometer tot
het meetobject.
Meet niet dwars door transparante objecten als
glas, kunststof enz..
Temperatuurafwijking meten
Met de thermometer kunnen temperatuurafwijkingen
tussen een opgeslagen referentiewaarde en een
gemeten temperatuur worden vastgesteld. Bij het
over- resp. onderschrijden van de referentiewaarde
met meer dan de ingestelde toegestane afwijking
volgt een optisch en akoestisch signaal.
a) Referentiewaarde opslaan
Druk op de meettoets (3) en richt het laserpunt
op het meetpunt, waarvan de temperatuur als
referentiewaarde moet worden opgeslagen.
Druk bij gehalten meettoets (3) de toets „° F/°C-
SET" (5), om de aangegeven waarde op te slaan.
In de display verschijnt de gemeten waarde
naast de mededeling „REF"(8).
b) Het vastleggen van de toegestane afwijking
Druk de toets „>" of „<" (6), terwijl de opgeslagen
referentiewaarde in de display wordt
aangegeven.
De pijl (14) aan de onderste rand van de display
laat de toegestane afwijking zien.
De volgende instellingen zijn mogelijk:
0,5° C 3,0° C 5,5° C
OFF
1,0° F
c) Het meten van de afwijking van de
referentiewaarde
Druk de meettoets (3) en beweeg het laserpunt
langzaam en gelijkmatig over het meetobject.
De temperatuur wordt permanent gemeten. Bij
het over- resp. onderschrijden van de
opgeslagen referentiewaarde via de gekozen
toegestane afwijking krijgt u het volgende
optische en akoestische signaal te horen:
kleur
signaalsnelheid
display
rood
snel
groen
-
blauw
langzaam
5,0° F
10° F
beoordeling
De bovenste
temperatuurdrempel is
overschreden
Binnen de toegestane
afwijking
De laagste
temperatuurdrempel is
onderschreden

Advertenties

loading