Montageverloop
Tapwaterzijde aansluiten
Circulatieleiding voorzien van een circulatiepomp,
■
terugslagklep en tijdschakelklok.
■
Circulatiepomp op de ketelcircuitregeling of via een
tijdschakelklok aansluiten.
A
D
F
E
C
B
Afb. 7
Membraan-drukexpansievat
A
Aftap
B
Circulatieleiding
C
Warm water
D
Terugslagklep, onder veerdruk
E
Circulatiepomp
F
Zichtbare uitloop van de afblaasleiding
G
Veiligheidsklep
H
Afsluitklep
K
Veiligheidsklep
De installatie moet als bescherming tegen overdruk
zijn uitgerust met een goedgekeurde membraanveilig-
heidsklep.
Toegestane werkingsdruk: 10 bar (1 MPa)
De aansluitdiameter van de veiligheidsklep moet de
volgende waarde hebben:
R
(DN 15), max. verwarmingsvermogen 75 kW
½
Als het verwarmingsvermogen van de warmwaterboiler
meer dan 75 kW bedraagt, een veiligheidsklep kiezen
die groot genoeg is voor het verwarmingsvermogen
(zie E-DIN 1988-200).
De veiligheidsklep in de koudwaterleiding plaatsen.
Deze mag niet door de warmwaterboiler kunnen wor-
den afgesloten. Vernauwingen in de leiding tussen vei-
ligheidsklep en warmwaterboiler zijn niet toegestaan.
12
(vervolg)
P
H
K
M
O
G
L
N
K
Toegelaten temperatuur
Toegelaten werkingsdruk
Testdruk
K
R
K
P
O
S
T
Debietregelklep
L
Manometeraansluiting
M
Terugstroomblokkering
N
Aftap
O
Koud water
P
Tapwaterfilter
R
Drukreduceerklep
S
Terugstroomblokkering/buisscheider
T
!
Opgelet
De uitblaasleiding van de veiligheidsklep mag
niet worden afgesloten. De overdruk kan de
installatie beschadigen.
Uittredend water moet zonder gevaar en zicht-
baar in een afvoersysteem afgevoerd worden.
In de buurt van de afblaasleiding van de veilig-
heidsklep, het meest praktisch op de veiligheids-
klep zelf, moet een plaatje worden aangebracht
met de tekst: "Tijdens het verwarmen kan uit vei-
ligheidsoverwegingen water uit de afblaasleiding
komen! Niet afsluiten!"
De veiligheidsklep moet boven de warmwaterboiler
worden gemonteerd.
95 °C
10 bar
(1 MPa)
16 bar
(1,6 MPa)