Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Afkorten Van Akoestische Flexibele Slangen; Maken Van Een Aansluiting; Ophangpunten; Geluid - Cera NXOJOOB 125 L Installatievoorschriften

Inhoudsopgave

Advertenties

3. MONTAGE
3.2.1. Afkorten van akoestische fl exibele slangen
▪ Trek de slang goed uit.
▪ Meet de juiste lengte af en markeer dit punt met een viltstift.
▪ Snij met een scherp mes door de buitenmantel, het isolatiemateriaal
en de binnenslang.
▪ Snij de slang over de volle omtrek door en gebruik een kniptang om de
spiraal van de binnenslang door te knippen. Knip de overtollige spiraal weg.
▪ Werk met een schaar de eventuele overtollige isolatie af.

3.2.2. Maken van een aansluiting

▪ Kort de slang op de juiste manier af (zie 3.2.1. afkorten van akoestische
fl exibele slangen).
▪ Schuif de slang minimaal 50 mm over de aansluiting.
▪ Duw het isolatiemateriaal en de buitenmantel een klein stukje terug en
plak met tape de binnenslang op de aansluiting stevig vast door middel
van het rondgaan om de windingen.
▪ Gebruik bij voorkeur tape met een breedte van tenminste 50 mm.
▪ Zorg ervoor dat het tape half op de slang en half op de aansluiting
wordt aangebracht.
▪ Klem met behulp van een stevige slangklem de buitenmantel met de
binnenmantel op de aansluiting vast. Voorkom dat het isolatiemateriaal
tussen de klem terecht komt, omdat de verbinding dan niet luchtdicht is.
▪ Gebruik aluminium tape voor zuiver aluminium en aluminiumfolie slangen;
gebruik kunststof tape voor kunststof slangen. Eventueel de slangklem
en de aansluiting in zijn geheel omwikkelen met het juiste tape.

3.2.3. Ophangpunten

De maximaal toelaatbare doorzakking van de slang tussen twee bevestigings-
punten mag niet meer bedragen dan 50 mm (vanuit het midden gemeten).

3.2.4. Geluid

LET OP!
Flexibele slangen welke niet correct zijn aangesloten (denk aan haak-
se bochten, geknakte slangen, S-bochten en ovaal gedrukte slangen)
zullen direct resulteren in een hogere geluidproductie.

3.3. Schakelmateriaal en sensoren

De bedrading tussen de CERA-unit en de sensoren/schakelaars mag niet
gecombineerd worden met de bestaande huisinstallatie en dient gescheiden
aangelegd te worden. Daarnaast dient deze bedrading ordelijk en 2-zijdig te
worden aangesloten, zonder onderbreking door loze lasklemmen of kroonstenen.
Het aansluiten van het schakelmateriaal en de sensoren dient te allen tijde
spanningsloos uitgevoerd te worden.
© 01-2022 Barcol-Air B.V. | T +31 (0)299 689 300 | www.cera-systeem.nl | Productwijzigingen alsmede zetfouten voorbehouden.
Sensoren dienen zorgvuldig en met beleid gehanteerd te worden tijdens montage,
De printplaat van de sensor is voorzien van electronica en electronische compo-
nenten. Aanraking van de printplaat kan beschadiging veroorzaken die de werking
negatief zal beïnvloeden, danwel defect kan opleveren.

3.3.1. Pulsdrukkers

Pulsdrukkers dient voorzien te zijn van een poteniteel vrij contact zonder een
houdfunctie. De terugmelding- / ledindicator in de pulsdrukker is 24Vac.
De LED terugmelding heeft een bedrijfstatusweergave. Wij adviseren om gebruik
te maken van een neutrale kleur (wit / blauw / groen), aangezien een rode kleur
geassocieerd kan worden met een alarm weergave.

3.3.2. CO2-sensoren

De voedingspanning van de CO2-sensoren is polariteitsgevoelig!
Alle CO2-sensoren worden door één 24V Trafo gevoed vanuit de CERA-unit.
Men dient ervoor te zorgen dat de "positieve" ingangsklemmen "24Vac +"
van alle CO2-sensoren met elkaar verbonden zijn.
Alle "negatieve" ingangsklemmen (-) (=referentiepotentiaal) dienen met
elkaar verbonden te zijn. Alle meetsignalen van de CO2-sensoren moeten op
hetzelfde potentiaal worden gerefereerd ten aanzien van de CERA-regelaar.
WAARSCHUWING!
Zorg ervoor dat er geen voedingsspanning op het meetsignaal
(Y / Output) aangesloten wordt.

3.3.3. Vervuiling CO2-sensoren

Wij adviseren om de montage van de CO2-sensoren op het laatste moment in
het bouwproces uit te voeren. De sensor heeft een nauwkeurig meetelement,
dat gevoelig is voor stof veroorzaakt door bouwwerkzaamheden.
Wij adviseren na montage een beschermhoesje over de sensor te plaatsen
en zorg te dragen voor een goede aansluiting, zodat de ventilatie gleuven geheel
bedekt zijn.

3.3.4. Hygrostaat

Indien de woning voorzien is van een hygrostaat in de badkamer dient deze pas
geïnstalleerd te worden, nadat de schoonmaakwerkzaamheden van de badkamer
hebben plaatsgevonden. De hygrostaat mag niet op een positie gemonteerd
worden waarbij de kans aanwezig is dat de hygrostaat nat kan worden bij
(normaal) bad- en douche gebruik. Uiteraard dient de installatie spanningsvrij
uitgevoerd te worden.
6 - 12

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave