•
Maai steeds in wisselende richtingen. Hierdoor
wordt het maaisel beter over het gazon
verstrooid, zodat het gazon gelijkmatig wordt
bemest.
Als u met het uiterlijk van het voltooide gazon niet
tevreden bent, probeer dan een of meer van de
volgende stappen:
•
Vervang het maaimes of laat het slijpen.
Loop langzamer tijdens het maaien.
•
Stel de maaimachine in op een hogere
•
maaihoogte.
•
Maai het gras vaker.
Onderhoud
N.B.: De aanduidingen links en rechts zijn steeds gezien vanuit de positie van degene die de maaimachine bedient.
Aanbevolen onderhoudsschema
BELANGRIJK: Zie de gebruikershandleiding van de motor voor verdere onderhoudsprocedures.
Onderhoudsinterval
Voor elk gebruik
Elke maand
1
(5 bedrijfsuren)
Elk jaar
1
(25 bedrijfsuren)
Om de 2 jaar
1
(50 bedrijfsuren)
Om de 4 jaar
1
(100 bedrijfsuren)
Jaarlijkse stalling
1
Houd hierbij de kortste periode aan
2
Ververs de motorolie na de eerste 5 bedrijfsuren.
Onderhoudsprocedure
• Controleer het motoroliepeil. Zie Oliepeil van de motor controleren, blz. 9.
• De stoptijd van de mesrem controleren. Het mes moet stoppen binnen drie
seconden nadat de bedieningstang is vrij gezet; als dit niet het geval is, moet u
contact opnemen met een Erkende Service Dealer. Zie Controleren van werking
van de mesremkoppeling, blz. 13.
• Maaisel en vuil van de onderkant van de maaikast verwijderen. Zie Maaimachine
reinigen, blz. 19.
• Laad de accu (uitsluitend model 20795). Zie Accu opladen, blz. 18.
• Het luchtfilter vervangen (vaker als de machine wordt gebruikt in stoffige of vuile
omstandigheden). Zie Luchtfilter vervangen, blz. 17.
• Bougie controleren (zie de gebruikershandleiding van de motor).
• Maaimes vervangen of laten slijpen; dit moet vaker gebeuren als de snijrand
snel bot wordt. Zie Maaimes vervangen, blz. 18.
• Tandwieloverbrenging smeren. Zie Tandwieloverbrenging smeren, blz. 18.
• Het scherm van de mesremkoppeling reinigen. Zie Scherm van de
mesremkoppeling reinigen, blz. 19.
2
• Ververs de motorolie.
Zie Motorolie verversen, blz. 17.
• Bougie vervangen (zie de gebruikershandleiding van de motor).
• Koelsysteem reinigen (zie de gebruikershandleiding van de motor).
• Laat de benzine uit de brandstoftank lopen voordat u vereiste reparaties uitvoert
of de machine stalt. Zie Voorbereidingen voor stalling, blz. 19.
• Laad de accu (uitsluitend model 20795). Zie Accu opladen, blz. 18.
3353-461 Rev A
16
•
Laat de maaibanen overlappen in plaats van
steeds een volledig nieuwe baan te maaien.
•
Stel de maaihoogte bij de voorwielen één stand
lager in dan bij de achterwielen. Bijvoorbeeld: stel
de maaihoogte van de voorwielen af op 6 cm en
die van de achterwielen op 7 cm.
Bladeren fijnmaken
Na het maaien moet altijd 50 % van het gazon
•
zichtbaar blijven door de bladerlaag. Dit kan een of
meerdere rondgangen over de bladeren vereisen.
Als er een laag bladeren van meer dan 13 cm op
•
het gazon ligt, moet u de voorwielen een of twee
uitsparingen hoger zetten dan de achterwielen.
•
Als de maaimachine de bladeren niet fijn genoeg
maakt, is het beter om wat langzamer te maaien.