5 Projectorinstellin-
gen veranderen
Deze sectie helpt u bij het wijzigen
van de projectorinstellingen d.m.v. het
instellingenmenu.
1
Druk op
op de afstandsbediening om
het instellingsmenu van de projector te
openen.
Gebruik de navigatietoetsen en de OK-toets
2
om een menu-onderwerp te selecteren.
Druk op
om terug te keren naar het
vorige niveau van de menuboomstructuur.
3
Druk op
/
of / om een waarde te
selecteren voor het menu-onderwerp.
Druk op de OK-toets om de wijziging door
4
te voeren. Opmerking: Voor sommige
opties, zoals Digitaal zoomen, wordt de
wijziging van kracht zodra u een andere
waarde selecteert.
5
Druk op
om het
projectorinstellingenmenu af te sluiten.
Invoerbronneninstellingen
U kunt de volgende ingangsbroninstellingen
bekijken en veranderen.
Ingang
Beeld
HDMI1
HDMI2
Geluid
Projector
USB-C
Systeem
EasyLink (CEC)
•
HDMI1: Selecteer deze optie om het
apparaat dat is aangesloten op de HDMI™
1-poort van de projector als de ingangsbron
te gebruiken.
•
HDMI2: Selecteer deze optie om het
apparaat dat is aangesloten op de
HDMI 2™-poort van de projector als de
ingangsbron te gebruiken.
•
USB-C: Selecteer deze optie om het
apparaat dat is aangesloten op de
USB-C-poort van de projector als de
ingangsbron te gebruiken.
•
EasyLink (CEC): Kies hier om HDMI™ CEC
(Consumer Electronics Control) in of uit
te schakelen. De standaard waarde is
Ingeschakeld.
Projectorinstellingen veranderen
•
HDMI-modus: Kies hier welke HDMI™-
modus moet worden gebruikt.
•
Normaal (video): Gebruik het normale
videobereik (16-235) dat gewoonlijk
wordt gebruikt met de meeste media-
apparatuur.
•
Uitgebreid (pc): Gebruik het uitgebreide
videobereik (0-255) dat wordt gebruikt
met pc-apparatuur.
Beeldinstellingen
U kunt de onderstaande beeldinstellingen
bekijken en veranderen.
Ingang
Afbeeldingsmodus
Beeld
Kleurtemperatuur
Geluid
Helderheid
Contrast
Projector
Systeem
Verzadiging
•
Afbeeldingsmodus: U kunt de projector
instellen om de volgende beeldmodi te
gebruiken, afhankelijk van uw kijkomgeving
en persoonlijke voorkeur. Na een
beeldmodus te hebben geselecteerd, kunt
u de instellingen ervan aanpassen.
•
Standaard: Het beeld weergeven met
normale niveaus voor helderheid,
contrast, verzadiging, kleurtint en
scherpte.
•
Levendig: Het beeld verscherpen door
het contrast, de verzadiging en de
scherpte te verhogen.
•
Film: De instellingen optimaliseren voor
films.
•
Gebruiker: Uw eigen instellingen
bepalen.
•
Kleurtemperatuur: U kunt de projector
instellen om de volgende soorten
kleurtemperaturen te gebruiken. Na
een type kleurtemperatuur te hebben
geselecteerd, kunt u de instellingen ervan
aanpassen.
•
Koel: Het beeld meer blauwachtig
maken.
•
Standaard: Een middelmatige
kleurtemperatuur gebruiken.
•
Warm: Het beeld meer roodachtig
maken.
•
Gebruiker: Uw eigen instellingen
bepalen.
•
Helderheid: De totale helderheid van het
scherm aanpassen.
13