Als de motorvermogens sterk verschillen kunnen
er bij de start en bij lage snelheden problemen
optreden. Dit wordt veroorzaakt door het feit dat kleine
motoren een relatief grote ohmse weerstand hebben,
waardoor zij bij de start en bij lage snelheid een hogere
spanning vragen. In systemen waarin motoren parallel
zijn aangesloten, kan het elektronische thermische
relais (ETR) van de frequentieomvormer niet worden
gebruikt als motorbeveiliging voor de afzonderlijke
motor. Daarom dienen extra motorbeveiligingen
te worden toegepast, bijvoorbeeld thermistors in
iedere motor (of aparte thermische relais).
NB!:
Parameter 107 Automatische Motor
Aanpassing,, AMA en Automatische Energie
Optimalisatie,, AEO in parameter 101
Koppelkarakteristieken kunnen niet worden gebruikt
als de motoren parallel geschakeld zijn.
Koppelkarakteristieken
Zie Technische gegevens voor de correcte
kabeldoorsnede en kabellengte.
Volg altijd de nationale en lokale voorschriften
op voor de kabeldoorsneden.
NB!:
Als een niet-afgeschermde kabel wordt
gebruikt, wordt niet voldaan aan bepaalde
EMC-vereisten, zie EMC-testresultaten .
Als voldaan moet worden aan de EMC-specificaties
met betrekking tot emissie, moet de motorkabel
worden afgeschermd, tenzij anders is aangegeven
voor het betreffende RFI-filter. Het is belangrijk de
motorkabel zo kort mogelijk te houden om interferentie
en lekstromen tot een minimum te beperken.
De afscherming van de motorkabel dient te worden
aangesloten op de metalen behuizing van de
frequentieomvormer en op de metalen behuizing
van de motor. De afgeschermde verbindingen
moeten met een zo groot mogelijk oppervlak
(kabelklem) worden gemaakt. Dit wordt mogelijk
gemaakt door verschillende installatiesystemen in
de verschillende frequentieomvormers.
Montage met gedraaide kabeluiteinden (pigtails) dient
te worden vermeden, aangezien dit het afschermende
effect bij hoge frequenties teniet doet. Als het
noodzakelijk is de afscherming te onderbreken om
een motorbescherming of motorrelais te installeren,
dient de afscherming te worden voortgezet met
de laagst mogelijke HFimpedantie.
14
VLT
Thermische motorbeveiliging
Het elektronische thermische relais van
ULgoedgekeurde VLT-frequentieomvormers
voldoet aan de UL-vereiste voor beveiliging van een
enkele motor wanneer de parameter 117 Thermische
motorbeveiliging is ingesteld op ETR Trip en parameter
105 Motorstroom, I is geprogrammeerd voor de
nominale motorstroom (zie motorplaatje).
Aarding
Aangezien de lekstromen naar de aarde hoger kunnen
zijn dan 3,5 mA, moet de frequentieomvormer altijd
geaard zijn overeenkomstig de geldende nationale
en lokale voorschriften. Om een goede mechanische
aansluiting van de aardkabel te garanderen, moet de
kabeldoorsnede tenminste 10 mm zijn
veiligheid kan een RCD (Residual Current Device)
worden geïnstalleerd. Deze zorgt ervoor dat de
frequentieomvormer uitschakelt als de lekstromen te
hoog worden. Zie RCD-instructies MI.66.AX.02.
DC-busaansluiting
De DC-busklem wordt gebruikt als DC-reserve,
waarbij de tussenkring wordt gevoed vanuit
een externe DC-bron.
Klemnrs.
Neem contact op met Danfoss voor verdere informatie.
Hoogspanningsrelais
De kabel voor het hoogspanningsrelais moet
worden aangesloten op de klemmen 01, 02, 03.
Het hoogspanningsrelais wordt geprogrammeerd
in parameter 323, Uitgang relais 1.
Nr. 1
Max. doorsnede:
Koppel:
Schroefmaat:
Stuurkaart
Alle klemmen voor de stuurkabels worden
geplaatst onder de beschermende kap van
MG.60.C6.10 - VLT is een geregistreerd handelsmerk van Danfoss
®
6000 HVAC
2
. Voor extra
88, 89
Uitgang relais 1
1 + 3 verbreek, 1 + 2 maak
Max 240 V AC, 2 Amp
Min. 24 V DC, 10 mA of
24 V AC, 100 mA
2
4 mm
/10 AWG
0.5-0.6 Nm
M3