losse vuil.
4. P l a a t s d e g r i l l e e n m o n t e e r d e
bestuurdersstoel.
5. Zorg ervoor dat de motor temperatuurmeter
in het witte of groene deel van de meter
staat. Dit kan enkele minuten duren.
6. Zet de gashendel op langzaam en schakel
de motor uit door middel van de sleutel in
het contactslot om het systeem te resetten.
7. S t a r t d e m o t o r e n c o n t r o l e e r d e
motortemperatuur.
O m o v e r v e r h i t t i n g v a n d e m o t o r t e
voorkomen, onderhoud het koelsysteem van
de motor dagelijks (zie smering en hoofdstuk
Onderhoud). Als herhaaldelijk het werktuig
wordt uitgeschakeld door een te hoge motor
temperatuur dan dient de radiateur te worden
gereinigd. Reinig de radiateur met water uit
een normale druk tuinslang. Zorg ervoor
dat de straal recht in de richting van de
radiator vinnen is gericht. GEBRUIK GEEN
HOGEDRUKSPUIT. Hoge druk, onder een
bepaalde hoek naar de vinnen, zullen de
vinnen verbuigen zodat de lucht niet meer door
de radiator stroomt. Een radiator reinigings
hulpmiddel is verkrijgbaar bij uw dealer
(bestelnr. 609015).
MAAIEN OP ONGELIJK
TERREIN
WAARSCHUWING
Wees voorzichtig met maaien op
ongelijk terrein.
WAARSCHUWING
Gebruik de machine niet op steile
hellingen. Gebruik op stelle hellingen
kan ervoor zorgen dat de machine
niet meer te besturen is of dat hij
kantelt wat levensgevaarlijk kan
zijn.
• Gebruik de machine niet op steile hellingen.
Deze machine is niet ontworpen om op
steile hellingen gebruikt te worden.
• De bestuurder is verantwoordelijk voor
veilig gebruik op hellingen. Alleen de
bestuurder kan de stabiliteit van de machine
op een helling bepalen op basis van de
situatie die zich voordoet: de snelheid
en de richting van de machine, variatie
in hellingen, gladheid, gaten, obstakels,
afgronden enz.
• Om te kijken of een steile helling gemaaid
kan worden, probeer dan eerst achteruit de
helling op te rijden. Als u er niet achteruit
op kan rijden, ga er dan ook niet op maaien.
• Begin bij een helling altijd van onderen
te maaien. De machine heeft meer grip
wanneer hij voorwaarts de helling oprijdt
dan wanneer hij dat achterwaarts doet.
Wees daarom voorzichtig wanneer u
de machine voorwaarts in een moeilijke
positie wilt sturen waardoor de machine
mogelijk niet genoeg grip heeft om hem in
zijn achteruit uit te rijden.
• Verlies van grip kan ook voorkomen
wanneer de machine de helling afrijdt
omdat meer gewicht van de machine op de
voorwielen wordt geplaatst waardoor de
aandrijfwielen kunnen gaan slippen.
• Vermijd plotseling stoppen en versnellen
wanneer de machine opwaarts rijdt omdat
de machine dan achterover kan kantelen.
• Maai geen hellingen wanneer het gras nat
is want een gladde ondergrond zorgt voor
minder grip om op te trekken of te remmen
waardoor het stuurgedrag beïnvloed wordt.
• Wees voorzichtig bij het maken van
bochten. Verminder de snelheid van de
maaier bij het maken van scherpe bochten.
De maaier kan gaan tollen wanneer de ene
stuurhendel te veel voor of achter de andere
geplaatst wordt.
• Kijk goed om u heen en verzeker u dat uw
omgeving leeg is alvorens een bocht te
maken of achteruit te rijden.
• Voorkom het starten of stoppen op een
helling. Als de banden grip verliezen,
schakel het werktuig uit en rijd langzaam
de helling af.
• Voer alle bewegingen op hellingen
langzaam en geleidelijk uit. Verander niet
22