UNILUX-3 40 / 52 / 55 / 65
Een inzethaard kan zowel worden ingebouwd in een nieuw te bouwen
schouw als in een bestaande open haard. Bij het inbouwen dienen zowel de
brand- en de bedrijfsveiligheid gewaarborgd te zijn. De installateur is hiervoor
verantwoordelijk.
Algemene richtlijnen:
•
Bij aanwezigheid van een houten balk boven de inzet mag deze niet direct
door het vuur worden aangestraald. Onder de balk dient een luchtspleet van
minimaal 1 cm aanwezig te zijn, met daaronder een isolatieplaat.
•
Gebruik altijd (witte) ongebonden keramische isolatiewol. Gebonden
materialen (gelig), zoals glas- en steenwol, verspreiden bij verhitting een
irritante geur en veroorzaken rook-hinder en zijn bovendien ongeschikt voor
hoge temperaturen (isolatie-eisen: temperatuur ≥ 700°C; dichtheid 80 kg/m
•
Demonteer voor het inbouwen de deur om ruitbreuk te voorkomen.
3.3.1. Beluchting / ventilatie
Bij de inzethaard zijn te onderscheiden: - verwarmingslucht
Verwarmingslucht (convectielucht) is uitsluitend voor het overbrengen van de
warmte van het toestel naar de woonruimte. Er zijn geen extra voorzieningen
nodig. De lucht komt uit de kamer en blijft in de kamer.
Verbrandingslucht is nodig om de verbranding in stand te houden waarbij de
lucht uit de woonkamer wordt aangezogen door de natuurlijke trek van de
schoorsteen.
De inlaatopeningen voor de lucht zitten onder de deur. Bij gebruik van het toestel
dient voor voldoende verse lucht gezorgd te worden: minimaal 50 cm
opening in de ruimte waar de haard is geplaatst.
Zorg ervoor dat, vooral bij de huidige kierdichte woningen, de ventilatie-
voorzieningen geopend zijn.
Indien de woning een mechanische ventilatie heeft, die een onderdruk creëert in
het vertrek waar het toestel staat, is het noodzakelijk dat een rookgasventilator
wordt geplaatst. Het type rookgasventilator is afhankelijk van de capaciteit van
het mechanische ventilatie systeem. Raadpleeg hiervoor altijd uw installateur.
- verbrandingslucht
3
).
2
(Ø80 mm)
15