AANSLUITSCHEMA
AANSLUITINGEN
De spanningstoevoer moet worden uitgeschakeld voordat werkzaamheden aan de uitrusting worden
uitgevoerd.
Het aanbevolen aanhaalmoment voor de aansluitblokken is 0,5 Nm, max. aanhaalmoment 0,8 Nm.
Voedingsspanning
(L-N-PE)
Motor
(U-V-W)
Thermal contact
(Thermoschakelaar)
(T-T)
Alarm relay
(Alarmrelais)
(13-14-15)
Input signal
(Ingangssignaal)
(2-3
Rotation monitor
(Rotatieschakelaar)
(9-10)
Manual speed
(Handmatige snelheid)
(A1-A2)
L N
U V W
T
M
3 ~
1x 230 V
3 x 230 V
Thermo-
schakelaar
1x230-240 V +/-15 %, 50/60 Hz.
N.B. De aarding moet altijd worden aangesloten.
3-asynchrone motor voor 3x230 V (D-aansluiting).
Max. 750 W.
De draairichting wordt gewijzigd door twee van de fases te wisselen.
Teneinde de uitrusting te beveiligen tegen oververhitting moet de
thermoschakelaar in de motor worden gebruikt. Moet worden gebeugeld
indien geen thermoschakelaar wordt aangesloten.
Sluit tussen 14-15 in geval van een alarm of spanningsverlies.
Max. 2 A resistieve belasting / 250 V AC.
0-10 V.
Plus op aansluitblok 2 en min op aansluitblok 3 aansluiten.
Witte kabel op aansluitblok 9 en bruine kabel op aansluitblok 10
aansluiten. De magneet moet met de zuidzijd
Lavert na sluiting het ingestelde maximum aantal toeren,
ongeacht de waarde van het ingangssignaal.
A1 A2
Handmatige
snelheid
T
13 14 15
2 3
+
Alarmrelais
Ingangs-
signal
0-10 V
(Max 2 A / 250 V AC)
10
9 10
v
S
Rotatie-
schakelaar