Beeldinstellingen
Terwijl de monitor het beeld achteraan weergeeft, druk kort op de
middelste knop (Menu/OK) om het hoofdmenu te openen. Selecteer
"Image Parameter (Beeldinstellingen)" uit de 5 mogelijke opties.
Druk vervolgens opnieuw lang op de (Menu/OK) knop. De volgende
3
beeldinstellingen
(Helderheid/Contrast/Kleur)) worden weergegeven:
Brightness (Helderheid)
Selecteer het pictogram Helderheid, druk op de
(Add/+(Verhogen/+)) of (Dec/-(Verlagen/-)) knop om
de helderheid te regelen.
Contrast
Selecteer het pictogram Contrast, druk op de
(Add/+(Verhogen/+)) of (Dec/-(Verlagen/-)) knop om
het contrast te regelen.
Colour (Kleur)
Selecteer
(Add/+(Verhogen/+)) of (Dec/-(Verlagen/-)) knop om
de kleur te regelen.
Afbeelding spiegelen
Terwijl de monitor het beeld achteraan weergeeft, druk kort op de
middelste knop (Menu/OK) om het hoofdmenu te openen. Selecteer
het pictogram "Image mirror (Afbeelding spiegelen)" en druk lang op
de middelste knop (Menu/OK) om het spiegelinstelmenu te openen.
Druk kort op de (Add/+(Verhogen/+)) of de (Dec/-(Verlagen/-)) knop
om het beeld naar rechts of links in te stellen. Selecteer het
pictogram "Afbeelding spiegelen" en druk lang op (Menu/OK) om
het beeld omhoog of omlaag in te stellen. Na het instellen, druk
twee keer kort na elkaar om de instelling af te sluiten. De
beeldinstellingen worden opgeslagen.
(Brightness/
het
pictogram
13
Contrast/
Kleur,
druk
Colour
op
de