5. WERKING in slave modus
• Zolang een druktoets ingedrukt blijft zal de bijhorende uitgang op afstand gedimd
worden.
• Door de druktoets éénmaal kortstondig in te drukken wordt een «ingeschakelde»
uitgang gedoofd.
• Door de druktoets éénmaal kortstondig in te drukken wordt een «gedoofde»
uitgang terug ingeschakeld met de verlichtingssterkte die het laatst voor deze
uitgang gebruikt werd.
6. WERKING in stand-alone modus
• Een korte druk op de knop schakelt de 'oplichtende' uitgang uit. Een korte druk op
de knop schakelt de uitgang aan op de laatste actieve lichtsterkte. Houd de knop
ingedrukt om de uitgang vanop afstand te wijzigen.
• Via de ingang "ALL OFF" schakelt u alle uitgangen uit. Via de ingang "ALL ON"
schakelt u alle uitgangen aan op de laatste actieve lichtsterkte.
• Let op: de drukknoppen (NO 230 Vac) moeten aangesloten worden tussen de fase
(klem 22-23) en de ingangen (klemmen 8-9-10-11-12-13)
• Herinnering: gebruik geen identificatiemodule (DMI) in autonome modus.
7. REGELING MINIMUMINTENSITEIT
Bepaal eerst het adres op de RS1 en RS2 keuzeschakelaar om de juiste uitgang te
selecteren. (zie adres in 3.1)
Wijzig de RS2 keuzeschakelaar om de uitgang van de dimmodule te bepalen:
• 6 voor uitgang 1
• 7 voor uitgang 2
• 8 voor uitgang 3
• 9 voor uitgang 4
Vervolgens stelt u de minimale intensiteit op de RS1 keuzeschakelaar door het selecteren
van verschillende intensiteiten van 0 tot en met 9. Met de klok mee verhoogt u, linksom
u verlaagt. Wijzig de minimale intensiteit niet te laag (in dat geval, kan de lamp niet
oplichten).
Om de programmering af te sluiten, stel u de schakelaars van RS2 en RS1 terug
in hun oorspronkelijke positie die overeenkomt met het adres van de dimmodule.
Opgelet, begin niet met de schakeloptie RS1 en RS2 om de gewenste minimale
intensiteitsniveau te wijzigen.
Als u uw dimmodule autonoom (stand-alone) gebruikt, moet u de jumper ( JP1 )
verwijderen.
1
1
7
1