BEDRADING
ALGEMEEN
•
Alle bedrading moet worden uitgevoerd over-
eenkomstig de toepasselijke elektrische voor-
schriften.
•
Alle bedrading moet worden uitgevoerd door
een gekwalificeerde, vergunde professional.
•
De bedrading moet worden beschermd om de
persoonlijke veiligheid te waarborgen en om
schade aan de bedrading te voorkomen.
•
U mag elke kabel pas aansluiten nadat u hebt
gecontroleerd of de polariteit ervan juist is.
•
Connectors tussen modules moeten worden
ingestoken totdat een klikgeluid hoorbaar is.
•
Let er bij het aansluiten van de connectoren op
dat deze schoon zijn en niet verontreinigd met
water, zand, enz. Houd er rekening mee dat, als
de connector langere tijd niet aangesloten
blijft, de kans op vervuiling groot is.
•
Bij extreme belasting van de kabel kan deze van
de aansluitdoos of de connectoren loskomen.
Vermijd zware belasting van de kabel.
•
Zorg er bij het bevestigen van de kabel voor dat
de minimale buigradius van de kabel 30 mm of
meer bedraagt.
•
Om te voorkomen dat connectors loskomen,
mag u niet te veel druk erop uitoefenen.
•
Om het gevaar van een elektrische schok te
voorkomen, mag u niet aansluitingspunten
loskoppelen terwijl modules elektriciteit gene-
reren en mag u geen elektrische belasting
aansluiten.
•
Gebruik kabelbuizen op locaties waar de bedra-
ding mogelijk toegankelijk is voor kinderen of
kleine dieren.
•
Deze modules zijn voorzien van in de fabriek
geïnstalleerde omloopdiodes. Als deze modules
onjuist op elkaar worden aangesloten, raken de
omloopdiodes, kabels of aansluitdoos mogelijk
beschadigd.
•
Neem indien nodig contact op met uw bevoeg-
de Panasonic-vertegenwoordiger als u vragen
hebt met betrekking tot andere elektrische
aansluitingen.
BEDRADING VAN MODULES
•
Alle modules die in serie worden aangesloten,
moeten van hetzelfde modelnummer en/of
type zijn.
•
Het aanbevolen aantal modules VBHNxxxSJ25
dat in serie op elkaar kan worden aangesloten,
is zeventien (17) of minder. Als u achtien (18)
modules en meer in serie aansluit, controleert
u lokale temperatuursomstandig- heden om er
zeker van te zijn dat u voldoet aan beperkingen
op het gebied van maximale systeemspanning.
•
Het aanbevolen aantal modules VBHNxxxSJ40
en VBHNxxxSJ46 dat in serie op elkaar kan
worden aangesloten, is dertien (13) of minder.
Als u veertien (14) modules en meer in serie
aansluit, controleert u lokale temperatuursom-
standig- heden om er zeker van te zijn dat u
voldoet aan beperkingen op het gebied van
maximale systeemspanning.
•
Het aanbevolen aantal modules VBHNxxxSJ47
dat in serie op elkaar kan worden aangesloten,
is twaalf (12) of minder. Als u dertien (13)
modules en meer in serie aansluit, controleert
u lokale temperatuursomstandig- heden om er
zeker van te zijn dat u voldoet aan beperkingen
op het gebied van maximale systeemspanning.
•
Modules mag u alleen parallel aansluiten als u
aansluitapparaten gebruikt die worden aange-
sloten op een geschikte ZEKERING voor elke
string in serie of elke module. Voor het installe-
ren van aansluitapparaten raadpleegt u de
installatiehandleiding van aansluitapparaten.
•
Modules mag u alleen met maximale stroombe-
grenzing parallel aansluiten.
BEDRADING VAN ARRAYS
•
De term 'array' wordt gebruikt om de samen-
stelling van diverse modules op een ondersteu-
nende structuur met de bijbehorende bedra-
ding te beschrijven.
•
Bij het installeren van een PV-array moet het
systeemontwerp worden uitgevoerd conform
de elektrische specificaties van de modules,
zodat de juiste omvormers, zekeringen, onder-
brekers, laadcontrollers, accu's en andere
opslagapparaten worden gekozen.
•
De modules zijn voorzien van SMK-connectors
(P51-5H/R51-5) als aansluitruimte. Gebruik
deze SMK-connectors voor elektrische aanslui-
tingen.
•
Gebruik koperdraad die zodanig is geïsoleerd
dat deze ook bestand is tegen de maximaal
mogelijke open-circuitspanning van het sys-
teem. Voor toepassingen waarbij draadbuizen
worden gebruikt, volgt u de toepasselijke
voorschriften voor buiteninstallatie van draden
in buizen. De minimale diameter van een
2
draadbuis is 4 mm
. De toegekende tempera-
tuurklasse van de geleider is -40 tot +90 °C.
•
Om onderdompeling van kabels en connectors
in water te voorkomen, moeten kabels ofwel
aan het moduleframe worden bevestigd via
gaten voor kabelbevestiging ofwel aan de
draagstructuur. Als de kabel niet wordt vastge-
zet, kan door een externe impact op de kabel
de module beschadigd raken.
•
Een PV-kabel mag u niet steken tussen de
achterkant en de rail van de draagstructuur.
Wanneer sneeuw gewicht uitoefent op de
13
module, wordt er mogelijk belasting op de
kabel uitgeoefend.
•
Controleer of alle fittings juist zijn geïnstalleerd
om kabels te beschermen tegen schade en te
voorkomen dat er vocht binnendringt.
•
Wij raden aan om een bliksemafleider en over-
spanningsbeveiliging te installeren om schade
of defecten aan de PV-module als gevolg van
blikseminslag te beperken.
•
Controleer uw lokale voorschriften voor de
vereisten.
BEDRADING VAN AARDING
•
Aard alle modules volledig.
•
Bij het aarden van de modules moet u een gat
in de buurt van de aardmarkering gebruiken
zoals weergegeven op het frame. Voor metalen
onderdelen denkt u voor het aarden aan een
combinatie die geen corrosie door contact van
ongelijksoortige metalen veroorzaakt.
•
Controleer uw lokale voorschriften voor de
vereisten.