De arrêteerhendel (fi g. 4a, pos. 14a) moet zich aan de
linkerkant bevinden!
Vervolgens de schroef (fi g. 4c, pos 15) bij gesloten arrê-
teerhendel vastdraaien.
Probeer nooit om de geleidegreep in een positie tussen
de vergrendelingen te verstellen.
5.5 Montage van de opvangzak (fi g. 5a/5b/5c)
Steek de stomp (fi g. 5a, pos. 18) in het motorhuis (fi g.
5a, pos. 3). Zorg ervoor dat de kap hoorbaar vastklikt!
Gelieve eerst de haak in te hangen aan de zuigbuis (2)
(fi g. 5b). Steek daarna de opvangzak over de stomp
aan het motorhuis (3) en let erop dat de zak hoorbaar
vastklikt (fi g. 5c).
Gevaar:
Neem het apparaat pas in bedrijf als u de montage
helemaal heeft afgesloten. Vóór elke ingebruik-
neming moet de aansluitkabel van het apparaat
op tekenen van beschadiging worden onderzocht;
de kabel mag alleen in foutloze toestand worden
gebruikt.
6. Gebruik
6.1 Riemlengte bepalen (fi g. 1)
De riemlengte van de draagriem (4) zo instellen, dat
de zuigbuis dicht over de grond kan worden geleid.
Bovendien dienen om de zuigbuis gemakkelijker over
de grond te leiden de loopwielen (8) aan het onderste
uiteinde van de zuigbuis.
Voorzichtig:
Doe de draagriem zo om, dat de snelontspaninrich-
ting (fi g. 1, pos. 4a) tijdens het gebruik gemakkelijk
bereikbaar is. Maak het apparaat bij een mogelijk
gevaarlijke situatie los door de inrichting aan de
draagriem te openen.
GFLS_3000_2_EX_NL_SPK7.indb 14
GFLS_3000_2_EX_NL_SPK7.indb 14
N
6.2 Verstelling van de geleidegreep (fi g. 6)
Maak de arrêteerhendel (fi g. 6, pos. 14a) los door hem
open te klappen. Breng de geleidegreep (fi g. 6, pos. 14)
in de gewenste positie en klap de hendel weer dicht.
6.3 Apparaat aansluiten en inschakelen (fi g. 7, 8)
Gevaar:
Controleer of de gegevens vermeld op het ken-
plaatje overeenkomen met de gegevens van het
stroomnet, alvorens het apparaat aan te sluiten.
Het stopcontact moet door een aardlekschakelaar
(FI) worden beveiligd. De afschakelstroom mag
max. 30mA bedragen.
•
Sluit een geschikte verlengkabel aan aan een ge-
schikt stopcontact.
Steek de stekker van het apparaat in de koppeling
•
van de verlengkabel.
Beveilig de aansluitleiding van het apparaat (6)
•
met de snoerontlastingsklem aan het apparaat
zoals getoond in fig. 7.
Druk om in te schakelen de Aan-/Uitschakelaar
•
(5) in de richting (I), om uit te schakelen de Aan-/
Uitschakelaar in de richting (0).
6.4 Bedrijfsmodus kiezen
Schakel het apparaat altijd uit, voordat u de omschake-
laar (10) activeert.
Zuigen (fi g. 9)
Draai de omschakelaar (10) tot aan de aanslag tegen de
klok in op het symbool „Zuigen" (fi g. 9, pos. a).
Voorzichtig!
Het apparaat mag in de zuigmodus alleen met aan-
gebouwde opvangzak in bedrijf worden genomen.
Richt de zuigbuis in de richting van de grond en
beweeg u langzaam om bladeren en tuinafval op te
zuigen. De ingezogen objecten worden binnenin ge-
hakseld en opgevangen met de opvangzak.
14
24.03.16 13:11
24.03.16 13:11