Instellingen
Applicatiebeheer
De applicaties op het apparaat weergeven en beheren.
Batterij
Weergeven hoeveel stroom wordt verbruikt door uw apparaat.
Spaarstand
De spaarstand activeren en de instellingen wijzigen voor de spaarstand.
• C PU-spaarstand: instellen dat het apparaat het gebruik van bepaalde systeemresources
beperkt.
• S chermspaarstand: instellen dat de helderheid van het scherm wordt verminderd.
• T rillingsreactie uitschakelen: instellen dat het apparaat niet trilt wanneer u de toetsen
aanraakt.
• I nformatie over spaarstand: ontdekken hoe het batterijgebruik kan worden verminderd.
Opslag
Geheugeninformatie van uw apparaat en geheugenkaart weergeven of een geheugenkaart
formatteren.
Als u een geheugenkaart formatteert, worden alle gegevens definitief van de kaart
verwijderd.
De feitelijk beschikbare capaciteit van het interne geheugen is minder dan de
gespecificeerde capaciteit, een gedeelte van het geheugen wordt namelijk gebruikt
door het besturingssysteem en de standaardapplicaties. De beschikbare capaciteit kan
veranderen bij een upgrade van het apparaat.
Beveiliging
Instellingen wijzigen voor het beveiligen van het apparaat en de SIM- of USIM-kaart.
• A pparaat coderen: een wachtwoord instellen voor versleuteling van gegevens die op het
apparaat zijn opgeslagen. Elke keer als u het apparaat aanzet, moet u dit wachtwoord ingeven.
Laad eerst de batterij op voordat u deze instelling activeert. Versleuteling van uw gegevens
kan meer dan een uur duren.
158