• De videotransmissiemodus voor het huidige apparaat kan worden ingesteld in het
submenu Piloot, inclusief maar niet beperkt tot:
a) De uitzendmodus in- of uitschakelen (alleen ondersteund door bepaalde
drones). Het apparaatnummer wordt weergegeven wanneer de uitzendmodus
is ingeschakeld, zodat andere apparaten het apparaat kunnen vinden en het
kanaal kunnen binnengaan om de cameraweergave te zien.
b) De scherpstelmodus in- of uitschakelen, of deze op automatisch instellen.
c) De kanaalmodus instellen op automatisch of handmatig. Het wordt aanbevolen
auto te kiezen zodat de videotransmissie automatisch tussen de 2,4 en 5,8 GHz
frequentiebanden zal schakelen en het kanaal met het beste signaal zal kiezen.
d) De frequentieband instellen. Als de kanaalmodus is ingesteld op handmatig, kan
2,4 of 5,8 GHz worden geselecteerd (sommige drones ondersteunen alleen een
enkele frequentieband).
e) De bandbreedte van de videotransmissie instellen. Het aantal beschikbare
kanalen varieert naar gelang de bandbreedte. Het kanaal met de beste
signaalsterkte kan handmatig worden geselecteerd. Hoe hoger de bandbreedte,
hoe meer gegevens kunnen worden overgedragen voor een hogere
videotransmissiesnelheid en een helderdere beeldkwaliteit te verkrijgen. Bij
gebruik van een hogere bandbreedte is er echter een grotere kans op draadloze
interferentie en is de hoeveelheid apparatuur die kan worden bediend beperkt.
Om interferentie in een multiplayerwedstrijd te voorkomen, kiest u handmatig
een vaste bandbreedte en een vast kanaal.
• Als een apparaat met videotransmissie in de buurt de uitzendmodus inschakelt,
kunnen het apparaat en de signaalsterkte ervan in het submenu Doelgroep worden
bekeken. Selecteer een kanaal om de cameraweergave te zien.
4. Instellingen
Veiligheid
a) Stel de veiligheidsconfiguraties in, zoals maximale vlieghoogte, maximale
vliegafstand en RTH-hoogte. Gebruikers kunnen ook de Thuisbasis bijwerken,
gedrag voor het vermijden van obstakels instellen (als dat door de drone
ondersteunt wordt) en de IMU- en kompasstatus bekijken en indien nodig
kalibreren.
b) De functie 'Cameraweergave vóór verlies' helpt om de locatie van de drone op
de grond te vinden door gebruik te maken van de opgeslagen video in de bril.
Als de drone nog steeds een accustroom heeft, schakel dan de ESC-pieptoon in
om de drone met behulp van geluid te kunnen vinden.
c) De geavanceerde veiligheidsinstellingen zijn:
Actie bij verloren signaal met de drone: De drone kan zo worden ingesteld
dat hij gaat zweven, landen, of RTH wanneer deze het signaal van de
afstandsbediening niet meer ontvangt.
AirSense: De bril zal de gebruiker op de hoogte stellen als er een civiel
vliegtuig in het nabijgelegen luchtruim nadert. Deze functie is standaard
ingeschakeld. Dit moet u NIET uitschakelen.
DJI Goggles Integra Motion Combo Gebruikershandleiding
©
2023 DJI. Alle rechten voorbehouden.
23