STORINGEN
Geen blauwe LED
De LED van de
detectiezone blijft
groen.
De LED van de
detectiezone blijft
rood.
De oranje LED
knippert en de
detectie-LED's zijn
rood.
De oranje LED
brandt.
De sensor reageert
niet op de
afstandsbediening.
De sensor wordt niet
vergrendeld.
12
Er is geen voeding.
De polariteit van de voeding
is omgekeerd.
Alle leds werden gedesactiveerd
via afstandsbediening.
Het detectieveld is te klein of
is gedesactiveerd.
De afmetingen van het object
zijn te klein.
Iemand of iets bevindt zich
in het veld.
Het veld raakt de grond, de
muur of de deur waardoor
een detectie ontstaat.
De sensor vindt geen
achtergrond.
De sensor is afgedekt.
De voedingsstroom
overschrijdt de toegelaten
limieten.
De sensor overschrijdt de
aanbevolen limieten van de
temperatuur.
Interne fout
De sensor blokkeert de
toegang tot de sessie met
afstandsbediening 30
minuten na elk gebruik.
De batterijen van de afstands-
bediening zijn niet correct
geplaatst of zijn bijna leeg.
De afstandsbediening is niet
correct georiënteerd.
Voer een code in of de
ingevoerde code is fout.
Controleer de kabel en de aansluiting.
1
Controleer de polariteit van de voeding.
1
Activeer de leds via afstandsbediening.
1
1
Controleer de lengte van het detectieveld.
2
Start een teach-in.
1
Vergroot de afmetingen van het object.
Verlaat de zone of verwijder het object in het
1
veld.
Activeer de 3 zichtbare stralen en zorg dat de
1
positie van de sensor correct is. Indien niet, regel
de hexagonale vijzen bij.
2
Controleer de lengte van het veld.
3
Start een teach-in.
Controleer de positie van de sensor.
1
Controleer de parameter montagezijde. Is er
2
geen achtergrond, selecteer dan een waarde van
3 tot 5 voor de parameter montagezijde.
3
Start een teach-in.
Controleer en reinig de voorzijde.
1
Controleer de voeding en/of het verbruik.
1
Controleer de buitentemperatuur op de plaats
1
van de installatie van de sensor. Bescherm de
sensor tegen zonneschijn.
Wacht enkele seconden. Blijft de LED branden,
1
herstel de voeding. Brandt de LED opnieuw,
vervang de sensor.
1
Schakel de voeding uit en vervolgens opnieuw
aan. De sessie met afstandsbediening is opnieuw
toegankelijk gedurende 30 minuten.
1
Controleer de batterijen en vervang ze indien
nodig.
Richt de afstandsbediening schuin in de richting
1
van de sensor.
Schakel de voeding uit en vervolgens opnieuw
1
aan. Gedurende de eerste minuut is een code
niet noodzakelijk om te ontgrendelen.