Bediening regelaar SMT 100
Productbeschrijving
Basisinstelling
Productbeschrijving
Afhankelijk van de in het zonnesysteem ge-
meten temperaturen wordt de pomp zo ge-
stuurd dat uit de collector een optimale hoe-
veelheid zonne-energie kan worden gehaald.
Het zonneboiler wordt met de gewonnen
warmte-energie opgeladen. De regeling van
boiler naverwarming, de 2-boiler systemen en
de afvoer van de overtollige energie is moge-
lijk. De temperaturen en de pompstatus kun-
nen heel eenvoudig worden opgeroepen.
Functies
•
Digitale weergave van
- de collectortemperatuur
- het temperatuurverschil ∆T
- de boilertemperatuur
•
Hulprelais voor naverwarming of aanstu-
ring van een tweede verbruiker of maxi-
mumtemp.
•
Instelbare minimumtemp collector
•
Instelbare minimumtemp. boiler
•
Instelbaar temp. verschil DT
•
Manuele pomptest
Technische gegevens
Netspanning
Zekeringen
Type pomp
Grundfoss UPS 20-60
Verbruik max.
(Continu werking pomp gedurende 2.000 u)
Pomprelaisuitgang
2 A, tweepolig
Hulprelaisuitg.
Afmetingen:
165x100x95 (BxHxD)
Gewicht:
Voeler:
SXTM PT100, Ø 7,3 mm,
3 geleiders gecompenseerd
Beschrijving van bedieningselementen
Afzonderlijke functies (N° 1)
•
In weergavenmodus bij geactiveerde
toetsvergrendeling: ledlichtjes van afzon-
derlijke functies branden
– C weergave collectortemperatuur
– T weergave boiler-(tank-) temp.
- ∆T
actuele Delta T temperatuur
•
In de programmeermodus bij niet geacti-
veerde toetsvergrendeling: ledlichtjes af-
zonderlijke functies flikkeren
– C Ingestelde minimumtemp. van col-
lector (TC)
– T Ingestelde waarde boiler (tank) of
bijkomend relais (TT)
- ∆T Ingestelde Delta T temperatuur
Temperatuurmelding (N° 2)
Op het display verschijnt de temperatuur van
de overeenkomstig geselecteerde afzonderlij-
ke functie.
Temperatuurinstelling (N° 3)
Door het indrukken van deze toetsen kunnen
ingestelde temperatuurwaarden worden ver-
laagd of verhoogd.
Controletoets (N° 4)
Door het indrukken van deze toets worden de
afzonderlijke opties opgeroepen. Afhankelijk
van de status van het apparaat kunnen sys-
teemwaarden of ingestelde waarden worden
opgeroepen en/of bevestigd.
De toetsvergrendeling wordt geactiveerd of
uitgeschakeld door deze toets gedurende 8
sec. ingedrukt te houden.
230 V, 50 Hz
Bedieningsprincipe
6,3 A
Pompbediening
180 kWh
In de standaarduitvoering heeft het zonne-
energiesysteem twee sensors/voelers nodig.
De collectorvoeler C wordt geïnstalleerd op
de warme zijde van de collector
3 A éénpolig
(collectorvoorloop).
De terugloopvoeler R wordt zo aangebracht
0,96 kg
dat hij de temperatuur van het naar de collec-
tor terugstromende warmtedraagmiddel meet
nadat het reservoir de warmte heeft opgeno-
men. Twee voorwaarden moeten absoluut
vervuld zijn voordat de pomp in bedrijf wordt
gesteld:
− Schijnt de zon op de collector , registreert
de collectorvoeler de temperatuurstijging
terwijl de retourvoeler de constante tempe-
ratuur in de retour meet. Het verschil tussen
beide temperaturen wordt Delta T (∆T)
genoemd. Wanneer ∆T bijvoorbeeld op 8 is
ingesteld (vooraf ingestelde waarde), moet
de collectortemperatuur minimum 8 K bo-
ven de retourtemperatuur uitstijgen voordat
de pomp in werking treedt.
− De collectortemperatuur moet boven de
ingestelde minimale collectortemperatuur
TC liggen (vooraf ingestelde temperatuur:
20° C) om het gebruik van de zonne-
collector te optimaliseren.
− De bedrijfsstatus van de pomp wordt door
nummer 5 aangeduid.
1. Afzonderlijke functies
2. Temperatuurweergave
3. Toetsen voor de instelling
van de temperatuur
4. Controletoets
5. Vorstbeveiligingstempe-
ratuur toets(niet zichtbaar)
6. Weergave pompstatus
Hulpthermostaat
De regelaar biedt de mogelijkheid om met de
boilervoeler T een bijkomende verwarming
voor de verhoging van de temperatuur te acti-
veren, een tweede boiler te laden of de over-
tollige warmte naar een andere kringloop over
te brengen. Deze functie met een afzonderlij-
ke voeler en een uitgangsrelais AUX wordt
onafhankelijk van de pompsturing bediend,
Is de boilertemperatuur T lager dan de inge-
stelde thermostaatwaarde TT, dan wordt de
uitgang AUX1 geactiveerd. Wordt de boiler-
temperatuur T hoger dan de ingestelde
waarde TT (vooraf ingestelde waarde: 45° C),
dan wordt de uitgang AUX2 geactiveerd.
Vorstbeveiliging
Voor de bescherming van de zonne-installatie
is de regelaar met een vorstbeveiliging uitge-
rust. Als de collectorvoeler een temperatuur
meet die lager is dan –25° C, dan wordt de
pomp geactiveerd om het waterglycolmengsel
door het systeem te laten circuleren. Sys-
teemdefecten ingevolge het vervriezen van
het warmtedraagmiddel worden hierdoor voor-
komen. De minimale systeemtemperatuur
(TF) is vooraf ingesteld op –25° C. Deze
waarde kan in de programmeermodus worden
gewijzigd.
In normale gevallen wordt de vorstbeveiliging
tot –25° C gewaarborgd door een voldoende
concentratie van het waterglycolmengsel
(55% water, 45% glycol).
9