3
Productbeschrijving en
functie
3.1 Beschrijving van het apparaat
Deze elektronische dauwpuntsensor is speciaal
vervaardigd voor de registratie en melding van het
dauwpunt. Deze voorkomt hiermee bij juiste mon-
tage van de dauwpuntvoeler weglekkend condens-
water van de gekoelde onderdelen van het koelcir-
cuit. Hiertoe wordt een aanwezige
dauwpuntsensor op een geschikt punt op het koel-
circuit beoordeeld en bij bedauwing een potentiaal-
vrij wisselcontact omgeschakeld. Dit contact kan
worden gebruikt voor de directe onderbreking van
de koeling of een indirecte onderbreking van de
koeling door melding aan een geleidetechniek van
gebouwen.
De geactiveerde functie "Koelonderbreking door
dauwpuntactivering" wordt met een rood lampje op
het apparaat weergegeven.
AANWIJZING!
Let op! Het bedrijf in de nabijheid van appa-
raten, die niet overeenkomstig de EMC-richt-
lijnen zijn, kan leiden tot verstoring van de
werking van de apparaten.
4
Montage
4.1 Dauwpuntsensor- montage
De montage van de sensor geschiedt op een
normrail. Hiertoe wordt de sensor in de bovenste
haak gehangen en aansluitend door het opdrukken
op de DIN-rail vastgeklikt. Voor het wegnemen van
de sensor op de DIN-rail moeten met een platte
schroevendraaier eerst de bovenste haak door het
wegtrekken van de grendel worden losgemaakt en
de sensor worden uitgehangen.
Voor een probleemloze werking moet de dauw-
puntsensor op het punt met de grootste dauwpunt-
waarschijnlijkheid op het koelcircuit worden
gemonteerd. Als deze montagelocatie niet duidelijk
kan worden gedefinieerd, bestaat de mogelijkheid
om tot 5 dauwpuntsensoren parallel op de sen-
soren aan te sluiten.
Bij voorkeur moeten de dauwpuntsensoren op de
in de ruimte geleidende toevoer en/of in het ven-
sterbereik worden gemonteerd.
4.2 Voelermontage
De TPS 3 wordt direct met twee meegeleverde
tieraps op een koelleiding bevestigd, waarbij een
tierap de aansluitleidingen mee opneemt en zo
een trekontlasting waarborgt. Hierbij moet er op
worden gelet dat de zijde van de geleiderbaan in
de tegengestelde richting van de buis is gericht.
Het sensoroppervlak van de TPS3 is in bedrijf niet
gekapseld en wordt daarmee opengesteld aan de
milieuomstandigheden.
Door eventuele optredende langdurige verontreini-
gingen moet de TPS3 omkeerbaar worden ver-
bouwd om een verwisseling van de sensor zonder
problemen kan worden gewaarborgd. Reinigen
van de sensor ter plaatse is niet mogelijk.
Bij horizontale leidingen wordt geadviseerd om de
sensor aan de onderzijde van de buis te monteren
om een mogelijke langdurige verontreiniging tot
een minimum te beperken. Na montage moet de
beschermfolie van de sensor worden verwijderd
(Afb. 2), de sensor is nu klaar voor gebruik. Als de
beschermfolie pas op een later tijdstip en niet
direct na montage wordt verwijderd, moet deze
worden beveiligd tegen zelfstandig losraken met
behulp van de meegeleverde tierap.
Vervolg op de volgende pagina.
9