Stop het voertuig
altijd bij het
veranderen van de
snelheid of
richting om
schade aan de
1. Aan/uit-schakelaar: Schakelt het voertuig in en uit.
2. Voetpedaal: Hiermee wordt kracht (snelheid) op het
uitoefend.
auto te
● Om de
● Om te remmen of
3. Geluidsknoppen (indien uitgerust): Druk op voor
4. Hoge/lage snelheidsschakelaar
De schakelaar bedient het voertuig vooruit met hoge snelheid of lage snelheid.
TIP: Het voertuig is ontworpen
te werken.
5. Vooruit/achteruit schakelaar:
Hiermee wijzigt u
● Om het voertuig vooruit te bewegen,
● Om het voertuig
6. Lichtschakelaar (indien aanwezig): Doe de lichten aan en uit.
7. Volumn-knop (indien uitgerust): +/- volumn van
Zorg ervoor dat uw kind weet hoe het moet sturen, hoe het voertuig moet starten en
stoppen en van regels voor
Gebruiken Jouw Ride-on │ 15
7
6
drukt
verplaatsen,
te
laat u
vertragen,
(indien uitgerust):
om
de richting
waarin het voertuig van vooruit naar achteruit rijdt.
achteruit
te bewegen,
veilig rijden
3
5
1
2
voertuig aan het voertuig
u het pedaal naar beneden.
de druk van het pedaal los.
het afspelen
alleen in omgekeerde
zet u de
hendel in de bovenste stand.
zet u de hendel
het
voertuig.
mag
Kent. Het voertuig
4
van geluiden.
richting
lage
op
in de
omlaagstand.
maximaal
5
snelheid