Bereik- / lijnkoppeling
■
Ter bescherming tegen gevaarlijke spanningen de afdekkappen op de KNX-
aansluitingen steken.
De ondergeschikte lijn heeft een afzonderlijke voedingsspanning nodig.
8.2
Inbedrijfname
Fysiek adres en toepassingsprogramma met ETS programmeren
■
Busspanning inschakelen.
■
Programmeerknop PROG. (9) indrukken.
De programmeer-LED (8) brandt.
■
Fysiek adres programmeren.
De programmeer-LED gaat uit.
■
Applicatieprogramma en filtertabel programmeren.
8.2.1 Safe-State-modus en master-reset
Safe-State-modus activeren
De Safe-State-modus stopt de uitvoering van het geladen applicatieprogramma.
Alleen de systeemsoftware van het apparaat werkt nog. ETS-diagnosefuncties
en ook het programmeren van het apparaat zijn mogelijk. Er worden geen te-
legrammen doorgegeven.
■
Busspanning uitschakelen of KNX-aansluitklem (10) van de bovengeschikte
lijn verwijderen.
■
Na ca. 15 s programmeerknop indrukken en ingedrukt houden.
■
Busspanning inschakelen of KNX-aansluitklem aanbrengen. De programmeer-
knop pas loslaten wanneer de programmeer-LED langzaam knippert.
De Safe-State-modus is geactiveerd.
Door opnieuw kort indrukken van de programmeerknop kan de programmeer-
modus ook in de Safe-State-modus in- en uitgeschakeld worden. De program-
meer-LED beëindigt bij actieve programmeermodus het knipperen.
Safe-State-modus deactiveren
■
Busspanning gedurende ca. 15 s uitschakelen of met de ETS een herstart ac-
tiveren.
Master-reset
De master-reset herstelt de basisinstellingen van het apparaat (fysiek adres 15.15.0,
firmware blijft behouden). Het apparaat moet vervolgens met de ETS opnieuw in be-
drijf worden genomen.
82408203
J0082408203
9 / 11
24.10.2023