2
Maak de camera gereed.
Verwijder de objectiefdop en houd de
camera met beide handen stevig vast,
en let daarbij op dat u het objectief, de
AF-hulpverlichting of de microfoon niet
blokkeert. Draai de camera, zoals
rechtsonder weergegeven, wanneer u
foto's in de portretstand (staand) maakt.
De sluitertijden zijn langer wanneer er
weinig licht is; gebruik van een optische
flitser (0 44) of een statief wordt
aanbevolen.
3
Kadreer de foto.
Plaats uw onderwerp in het midden van
het beeld.
z
9